Blaastraining voor kinderen

Plasgoedpoli

Blaastraining voor kinderen

Sommige kinderen plassen te weinig. Anderen juist te veel. Het is vervelend als je soms natte broeken hebt. Of in bed plast. Tijdens de blaastraining oefen je om droog te blijven.

 

Samen met de trainer kijk je hoe je plast en hoe vaak je plast. Je leert om je blaas helemaal leeg te plassen. Dat is belangrijk om droog te blijven. En om geen blaasontsteking te krijgen. Natuurlijk moet je ook leren wanneer je nu precies moet gaan plassen. Je leert goed te voelen hoeveel plas er in je blaas zit. Om de blaas te trainen, zijn een aantal dingen mogelijk:

Training thuis

Als je op de polikliniek bent, krijg je van de trainer opdrachten mee die je thuis moet doen. De trainer spreekt met je af om je regelmatig te bellen. Je kunt dan vertellen hoe de training thuis gaat. Na een paar weken kom je terug op de polikliniek. Jullie kijken samen hoe het is gegaan. Wanneer we meer willen weten over jouw probleem met plassen, kom je in de plasklas.

De plasklas in het ziekenhuis

De plasklas duurt een halve dag. Tijdens de plasklas is het de bedoeling dat je een paar keer plast op een speciale computer-wc. Verder krijg je uitleg over je probleem met plassen. En maken we een plan over hoe je hier thuis aan gaat werken.

Lees meer over de plasklas.

Droog-bed-training in het ziekenhuis

Voor deze training wordt je opgenomen in het ziekenhuis. Je traint daar met de plaswekker. Overdag ga je gewoon naar school.

Hoe plassen werkt

Je blaas zit onder in je buik. In je blaas wordt je plas bewaard. Je nieren maken de plas. Als je je handen in je zij zet met je duimen naar voren, zitten jouw nieren bij je vingers net onder je ribben. Nieren zijn een soort zeefjes, die je bloed schoonmaken. Ze halen de stoffen uit je bloed die je niet nodig hebt. We noemen dat afvalstoffen.

Alles wat je drinkt, bestaat vooral uit water. Maar ook in eten zit soms vocht. Denk aan een ijsje, vla of een appel. Je drinkt altijd meer dan je lichaam nodig heeft. Je nieren zorgen dat het vocht dat overblijft en de afvalstoffen naar je blaas gaan. Dat is je plas.

De plasfabriek

Als er een beetje plas in je blaas zit, gaat er een seintje naar je hoofd. In je hoofd zit een soort plascomputer. Die krijgt het seintje van je blaas: ‘Er zit plas in mijn blaas’. Jij kunt via de plascomputer twee seintjes teruggeven:

  1. Er zit genoeg plas in mijn blaas, dus ik ga plassen.
  2. Er zit nog niet genoeg plas in, ik houd het nog even op.

Als je besluit het nog even op te houden, dan komt er meer plas in je blaas. Want je nieren werken altijd door. De seintjes worden daardoor steeds sterker. Als je voelt dat er genoeg plas in je blaas zit, ga je plassen.

Onder in je blaas zitten je sluitspieren. Je sluitspieren zijn een soort deurtjes die dicht zijn. Zo zorgen ze dat je plas niet zomaar in je broek loopt. Je sluitspieren gaan pas open als je gaat plassen op de wc. Je blaas knijpt de plas eruit. Je hoeft zelf niet mee te drukken of te persen als je plast. Je blaas kan dat zelf. Moet je heel nodig plassen, zodat je het bijna niet meer kunt ophouden? Dan heb je nog een ‘noodrem’. Dat zijn je bekkenbodemspieren. Die spieren gebruik je normaal gesproken alleen in noodgevallen.

Meestal werkt de blaas op deze manier. Als we de plasfabriek uitleggen, gebruiken we vaak een ballon. Die lijkt namelijk op je blaas. Met onze vingers laten we zien hoe de sluitspier en de bekkenbodemspieren werken. De trainer heeft je ook uitgelegd wat het probleem van jouw blaas is.

Blaastraining thuis

Tijdens de blaastraining leer je om op een goede manier te plassen en droog te worden. Je leert:

  1. hoe je moet plassen
  2. wanneer je moet plassen
  3. hoe vaak je moet plassen

Hoe je moet plassen

  • Ga rustig op de wc zitten. Zorg dat je voeten plat op de grond staan. Lukt dit niet? Gebruik dan een krukje of plankje.
  • Neem goed de tijd. Luister of de plas in één keer komt.
  • Let op dat je niet perst tijdens het plassen. Je buik moet slap zijn. Dit lukt het best wanneer je tijdens het plassen zachtjes blaast.

Wanneer je moet plassen

Let goed op of je moet plassen en dat je broek droog blijft. Voel goed wat je blaas zegt. Ga meteen naar de wc als je voelt dat je moet plassen. Denk bij jezelf: ‘Ik kan maar beter naar de wc gaan, zodat ik niet nat word’. Dat doe je dus ook als je iets leuks aan het doen bent. Zoals tv-kijken, computeren of sporten.

Je kunt natuurlijk ook gaan plassen voor je ergens mee begint. Tijdens de blaastraining ben je soms met twee dingen tegelijk bezig. Je doet iets leuks én je let op de seintjes van je blaas. Dat kan in het begin moeilijk zijn. Doe superhard je best om goed te voelen wanneer je moet plassen.

Voel je niet goed wanneer je moet plassen? Probeer dan af en toe te bedenken hoe lang geleden het is dat je geplast hebt. Als dat langer dan twee uur geleden is, ga je het toch proberen.

Hoe vaak je moet plassen

Het is belangrijk dat je regelmatig naar de wc gaat. Je krijgt een plasdagboek mee. Voor iedere plas zet je een teken op je lijst. Je kunt dan zien hoe vaak je geplast hebt. Het beste is als je elke dag zeven keer naar de wc gaat:

  • twee keer ’s morgens
  • drie keer ‘s middags
  • twee keer ‘s avonds

Sommige kinderen moeten leren vaker te gaan plassen en andere kinderen juist minder vaak. Vul je lijst direct in als je geplast hebt. Dus niet pas aan het einde van de dag. Als je regelmatig naar de wc gaat heb je de meeste kans dat je droog blijft. Om genoeg te kunnen plassen, moet je natuurlijk ook goed drinken. Drink 1 tot 1,5 liter per dag (ongeveer 7 of 8 bekers).

Wat verder belangrijk is

Lees de regels hieronder steeds weer door. Zo weet je wat je aan het leren bent.

Broek controleren

Als je thuis aan het trainen bent, moet je zelf goed in de gaten houden of je nog droog bent. Iedere keer als je naar de wc gaat, kijk je in je onderbroek. Als er een natte plek zit die groter is dan twee euro, dan telt het mee als nat. Wees eerlijk, want je traint voor jezelf.

Einde van de dag

Aan het einde van de dag bekijk je hoe de training die dag gegaan is. Zet in het laatste vakje een ‘D’ als je droog bent gebleven en een ‘N’ als je nat was. Doe je best om zoveel mogelijk droge dagen te halen. Bespreek het na met je ouders en geef jezelf een cijfer.

Help jezelf onthouden

Vind je het moeilijk om steeds aan de training te denken? Je kunt jezelf helpen door een ‘LET OP-teken’ te maken. Maak bijvoorbeeld een trainingsarmbandje of schrijf iets op je hand. Steeds als je dat ziet, denk je aan de training. En weet je weer waar je op moet letten.

Bellen met de trainer

Tijdens de training belt de trainer je regelmatig. Samen bespreek je jouw lijsten. Zorg dat die bij de telefoon liggen. Je hoort van de trainer hoe je het hebt gedaan en hoe je training verder gaat. Je krijgt van ons ook een telefoonlijst. Daar kun je opschrijven wanneer de trainer belt.

Terugkomen naar het ziekenhuis

Na een aantal weken thuis trainen, kom je weer naar het ziekenhuis. De trainer vertelt of je met de training mag stoppen. Of dat je nog een tijdje doorgaat. Als je voor controle komt, is het belangrijk dat je nog een plas doet op de speciale computer-wc. Zorg dus dat je met een volle blaas komt.

De plaswekker

De plaswekker kan je kan helpen om ’s nachts droog te worden. Je krijgt daarvoor een speciale onderbroek aan. Als daar plas in komt, gaat er een alarm af om je wakker te maken. Zo leer je wakker te worden als je moet plassen.

Tips voor je begint

Voordat je ‘s nachts droog gaat leren slapen, is het belangrijk dat je het volgende doet:

  • Tijdens het oefenen om droog te worden, draag je geen luier.
  • Let op dat je genoeg drinkt, zeven tot acht bekers. Verdeel dit goed over de dag. Begin dus niet pas na school met drinken!
  • Zorg dat je overdag zes tot zeven keer naar de wc gaat.
  • Drink na het avondeten niet meer dan één beker. Neem ’s avonds geen drinken met prik, (chocolade)melk, koffie of (ijs)thee.
  • Oefen iedere avond, ook al ben je moe.
  • Denk altijd als je ‘s nachts uit jezelf wakker wordt: ‘Ik heb vast gevoeld dat ik moet plassen. Ik ga meteen naar de wc’.
  • Probeer iedere dag te poepen, want dan voel je je blaas beter.

Oefening voor de eerste nacht

Een uur voor het slapen gaan, ga je in de huiskamer iets doen wat je leuk vindt. Bijvoorbeeld televisie kijken, lezen of een computerspelletje doen. De bel van de plaswekker zit in de huiskamer in het stopcontact. Terwijl jij bezig bent, laat je vader of moeder de pieper gaan. Je stopt waar je mee bezig bent en drukt het alarm uit. Je gaat naar de wc om te plassen. Hierna ga je weer verder met wat je aan het doen was. Doe deze oefening acht keer. Je hoeft niet steeds te plassen.

Regels om droog te worden

De volgende regels helpen om droog te worden.

De droge regels

Neem iedere avond voor je gaat slapen de droge regels door. Ook al denk je dat je ze wel kent. Dit zijn de droge regels:

  • Ga een half uur voor je gaat slapen plassen. Ga dan 30 minuten lezen of rusten (geen televisie kijken of computeren).
  • Voordat je echt gaat slapen, ga je weer plassen. Dit noemen we de plassen-rusten-plassenoefening.
  • Kijk voor je gaat slapen of de plaswekker aan staat. En of het alarm hard genoeg staat.
  • Zorg voor je gaat slapen dat je het geluid van de plaswekker goed in je hoofd hebt. Laat de bel vier keer afgaan. Dan herken je het geluid ’s nachts en word je er eerder wakker van.
  • Bedenk dat je uit bed moet springen als de wekker gaat.

De natte regels

De natte regels gaan over wat je moet doen als je ‘s nachts nat bent. Nacht 2, 3 en 4 oefen je deze regels voor je gaat slapen. Ga op bed liggen en laat je vader of moeder het alarm aanzetten. Jij gaat dan uit bed en doet alles wat je moet doen als je nat bent. Zo weet je ‘s nachts als je nat bent precies wat er moet gebeuren. Dit zijn de natte regels:

  • Ik sta op, zet het alarm uit en ga meteen plassen op de wc.
  • Ik doe de natte broek uit.
  • Ik doe een droge broek aan.
  • Ik zet de plaswekker weer aan.

Het is de bedoeling dat je iedere morgen opschrijft hoe het ‘s nachts is gegaan. Op het schema zet je een kruisje onder:

  • nat, niet wakker van de bel
  • nat, wakker van de bel
  • droog zelf wakker geworden
  • droog doorgeslapen zonder bel

Over de trainers

Trainers van het kinderincontinentieteam geven de training. In het ziekenhuis hebben we een aantal trainers. Zij werken allemaal op dezelfde manier en ze werken veel samen. Het is het fijnste als je steeds dezelfde trainer hebt. Zo leer je elkaar goed kennen. We proberen dat zoveel mogelijk. Maar soms kun je een keer een andere trainer krijgen. Die weet dan ook precies wat jouw probleem is en hoe ver je met de training bent.

Soms moet de trainer overleggen met iemand anders in het ziekenhuis. Bijvoorbeeld met de kinderarts, kinderbekkenfysiotherapeut, kinderpsycholoog of uroloog. Als je zelf vragen hebt voor de kinderarts, kan je trainer contact opnemen. Je krijgt dan snel antwoord.

Blaasprobleem en poepen

Je bent naar het ziekenhuis gekomen omdat je problemen hebt met je blaas. Bij veel kinderen met blaasproblemen gaat het poepen ook moeilijk. Je merkt dat niet altijd. Het kan zijn dat de dokter tegen jou heeft gezegd dat jij ook poepproblemen hebt. Als je last hebt van verstopping, zitten je darmen erg vol. Daardoor kun je de seintjes van je blaas misschien niet goed voelen. Om je blaas goed te kunnen trainen, is het belangrijk dat je darmen goed leeg zijn. De dokter wil graag dat je elke dag je darmen leeg krijgt. Bij de poeptraining leer je hoe je dit het beste kunt gaan doen.

Informatie voor ouders

Over de training

De blaastraining van uw kind bestaat uit drie onderdelen:

  1. hoe je moet plassen
  2. wanneer je moet plassen
  3. hoe vaak je moet plassen

Het is voor elk kind anders welk deel van de training het belangrijkste is. In het ziekenhuis heeft uw kind uitleg over de training gekregen. Het is de bedoeling dat hij of zij dit thuis zo zelfstandig mogelijk gaat doen.

Inzet van uw kind

Een blaastraining vraagt veel van uw kind: inzet, concentratie, motivatie en doorzettingsvermogen. Kinderen met blaasproblemen hebben vaak een houding gekregen waarin ze het probleem ontwijken. Ze luisteren niet meer naar signalen van de blaas en het doet ze niks als ze nat zijn. Dat doen ze omdat ze het gevoel hebben er toch niets aan te kunnen doen. Door de training leren ze hoe ze het probleem juist wel kunnen aanpakken.

Uw rol

Wij vragen u om uw kind tijdens de training te ondersteunen. Zie uzelf als een supporter, net als in de sport. Moedig uw kind aan om het zo goed mogelijk te doen. Een positieve instelling is erg belangrijk. Misschien gelooft u door eerdere ervaringen niet dat het goed zal komen. Uw kind merkt dat en kan hierdoor de moed verliezen. Ga er daarom juist vanuit dat het gaat lukken en laat dit ook merken. Geef uw kind complimentjes als het goed gaat. Maar steun uw kind ook als het een keer niet goed gaat. Bijvoorbeeld door te zeggen: ’Hou vol, morgen beter’.

Adviezen

Niet naar de wc sturen

Doel van de training is dat uw kind leert luisteren naar de signalen van de blaas en op tijd naar de wc gaat. Uw kind moet daar goed op letten en zelf leren voelen en beslissen. U mag uw kind daarom niet naar de wc sturen. Wel mag u uw kind helpen eraan te denken. Vraag af en toe aan uw kind ‘1-2-3?’ Uw kind denkt dan: ‘Moet ik wel of moet ik niet?’ Uw kind moet goed nadenken en voelen. En dan zelf beslissen of hij wel of niet gaat plassen.

School

Vertel ook de meester of juf over de blaastraining, Maak afspraken over naar de wc gaan op school. Uw kind moet meteen naar de wc kunnen als het voelt dat het moet. Ook is het belangrijk dat uw kind op school genoeg kan drinken. Eventueel met een extra flesje drinken op tafel. Het incontinentieteam heeft een informatiebrief voor meesters en juffen. Vraag hiernaar bij de trainer van uw kind.

Toch nat

Met uw kind is afgesproken om iedere keer op de wc te kijken of de onderbroek droog is. U kijkt af en toe mee. Een plek in de onderbroek groter dan een munt van twee euro rekenen wij als ‘nat’. U bent hierbij de scheidsrechter.

Is uw kind bij de controle of tussendoor nat? Bespreek dan wat er mis ging. Bijvoorbeeld: ‘Wat was je aan het doen? Lette je goed op de seintjes van je blaas? Denk je aan de training of vergeet je het?’ Als uw kind begrijpt hoe het komt, kan hij of zij er wat van leren. En proberen het een volgende keer anders te doen. Spreek uw kind niet bestraffend toe. Moedig juist aan om vol goede moed door te gaan.

Trainingsdag afsluiten

Bespreek iedere avond de lijst of het dagboek met uw kind. Dit nabespreken van de dag is heel belangrijk. Van alleen lijsten invullen leert uw kind niet veel. Schrijf in de laatste kolom van die dag iets goeds. Bijvoorbeeld: ‘Je bent een kanjer, super, we zijn trots op je’. Doe dat ook als uw kind die dag nat was. Iets als: ‘Morgen opnieuw proberen, zet ‘m op’. Door uw kind zo te steunen, helpt u hem of haar om vol te houden. In de topsport lukt het sporters ook meer als de supporters enthousiast toejuichen en blijven ondersteunen. Ook al wordt er een wedstrijd verloren.

Wat doen bij problemen

Uw kind wil niet naar de wc

Uw kind wil niet naar het toilet, terwijl u het idee heeft dat hij of zij wel moet plassen. Advies:

  • Maak uw kind enthousiast om genoeg wc-bezoeken te halen.
  • Lees op een later tijdstip die dag de spelregels nog eens samen door.
  • Geef extra drinken.

1-2-3

Uw kind raakt geïrriteerd en zegt al ‘nee’ voordat het nagedacht heeft. Advies: pak de afspraken met de trainer erbij.

Lijsten invullen

Uw kind vergeet de lijsten in te vullen en schrijft alles aan het einde van de dag op. Advies:

  • Bespreek per dagdeel hoe het is gegaan.
  • Lees de spelregels nog eens samen door.

Wel of niet nat?

Een flinke natte plek is opgedroogd. Advies: ruik of het plas is. Reken het een keer als twijfelgeval. Spreek af dat het een volgende keer wel als nat gerekend wordt. Bespreek met uw kind dat natte broeken eerlijk op de lijst moeten. Anders leert hij of zij niet van de training.

Medicijnen tijdens de training

Bij problemen met de blaas schrijven we soms ook medicijnen voor. Hieronder staat een overzicht van medicijnen die we daarvoor het meest gebruiken. Meer uitleg over de medicijnen en bijwerkingen leest u in de bijsluiter van die medicijnen.

Desmopressine (Minrin)

Minrin Melt (smelttablet met desmopressine) is het meest gebruikte medicijn bij bedplassen. Ook in combinatie met de plaswekker. Soms maakt een kind dat in bed plast ’s nachts nog niet genoeg van de stof vasopressine aan. Dat stofje is belangrijk om minder plas te maken. Het duurt dan langer voor de blaas vol is. Het stofje dat in Minrin Melt zit, werkt net als vasopressine. Minrin werkt meteen en kan veilig gebruikt worden. Voor langere tijd, of voor een korte periode. Bijvoorbeeld voor in de vakantie, tijdens kamp of met een logeerpartij.

Minrin Melt is een smelttablet. Uw kind kan het innemen net voor het gaat slapen. Het smelttablet lost bijna meteen op onder de tong. Het hoeft niet te worden doorgeslikt en is zonder water in te nemen. Minrin is er ook als gewoon tablet. Dat moet een uur voor het slapen met water ingenomen worden.

Bijwerkingen van Minrin zijn hoofdpijn, maagpijn en misselijkheid. In de bijsluiter leest u daar meer over. Het advies is om ’s avonds zo weinig mogelijk te drinken, alleen bij dorst. Stop een uur voor het nemen van Minrin met drinken, tot acht uur na het nemen van Minrin.

Anticholinergica

Anticholinergica schrijven we voor bij kinderen bij wie we denken aan een overactieve blaas. Meestal voor drie maanden. Door dit medicijn hoeft uw kind minder vaak te plassen en is het minder of niet nat. Het middel heeft invloed op hoe de blaasspier samentrekt. Meestal zorgt het medicijn samen met de training dat het daarna goed blijft gaan.

Bij anticholinergica kan er plas achterblijven in de blaas na het plassen. Dit meten we bij een volgend bezoek aan de poli. Uw kind moet dan met een volle blaas komen, zodat hij op een speciale wc kan plassen.

Oxybutinine of Dridase

Dit medicijn moet twee tot drie keer per dag ingenomen worden bij de maaltijden. Het werkt ongeveer zes tot acht uur. Het middel werkt na een dag al.

Door oxybutinine kan uw kind soms moeilijk poepen. Laat dit weten bij uw volgende bezoek aan de poli. Kinderen klagen soms ook over een droge mond of wazig zien. Sommige kinderen gaan zich ander gedragen. Ze worden prikkelbaar of dwars.

Bij warm weer boven de 30 graden moet u stoppen met het medicijn. Of moet uw kind de helft nemen van wat het normaal neemt.

Detrusitol of tolteridine

Dit medicijn moet twee keer per dag ingenomen worden, bij het ontbijt en het avondeten. Het werkt acht tot twaalf uur. Na 14 dagen zult u het verschil merken.

Kinderen kunnen van dit medicijn een droge mond krijgen of dorst. Ook kan het voor veranderingen bij het poepen zorgen.

Bij warm weer boven de 30 graden moet u stoppen met het medicijn. Of moet uw kind de helft nemen van wat het normaal neemt.

Vesicare of Solifenacine

Dit medicijn moet één keer per dag bij het ontbijt worden ingenomen. Het werkt bijna 24 uur. Meestal werkt het middel na een week. Bij warm weer moet uw kind de helft nemen van wat het normaal neemt. Of het medicijn niet nemen. De tabletten mogen niet doormidden. Heeft uw kind klachten die misschien met de medicijnen te maken hebben? Dat kunt u altijd bellen met de trainer of kinderarts.

Vragen?

Ga geen strijd met uw kind aan. Wijs uw kind op de afspraken met de trainer. Spreek met uw kind af dat u iets met de trainer bespreekt als u weer contact heeft. Wilt u tussendoor graag iets bespreken? Neem dan contact op met de trainer van uw kind.

We wensen u en uw kind veel succes!

Contact