Hamervinger (malletvinger)
Bij een malletvinger kunt u het laatste kootje van de vinger niet meer strekken. De strekpees naar het vingertopje is losgescheurd. Ook kan een botstukje zijn afgebroken. De vinger lijkt op een hamertje. De Engelse naam hiervoor is mallet. Met een spalk kan de pees of het bot weer aan elkaar groeien.
Behandeling
Om een malletvinger te verhelpen, doen we een spalk om de vinger. De spalk houdt het eindgewrichtje in een overstrekte stand. Zo groeit de pees of het bot weer aan elkaar.
De spalk moet zes weken blijven zitten. Het topje mag in die tijd niet één keer buigen. Dan kan het weefsel dat net aan het herstellen is weer losgaan. Schoonmaken van de vinger moet u dan ook heel voorzichtig doen. Zonder dat de vinger buigt. De gipsverbandmeester legt u uit hoe u dit veilig kunt doen.
Na de behandeling
Na 6 weken mag u het eindgewrichtje voorzichtig weer gaan bewegen:
- De eerste twee weken mag u drie tot vijf keer per dag de spalk afdoen om oefeningen te doen. Daarin buigt en strekt u de vinger. Hoe ver u de vinger mag buigen, spreekt u af met de medisch specialist. Tussen het oefenen door doet u de spalk weer om.
- Na deze periode mag u de spalk aflaten. Stap voor stap oefent u meer.
- We raden u aan de spalk te blijven dragen als u zwaar werk doet. Tot twaalf weken na het begin van de behandeling.
De oefeningen moeten niet te veel pijn doen. Als u na het oefenen langer dan een half uur pijn heeft, moet u minder vaak en rustiger oefenen.