Bloedtransfusie

Bloedtransfusie

Ieder jaar ontvangen zo’n 250.000 Nederlanders een bloedtransfusie. Het betreft onder andere slachtoffers van ongevallen, patiënten die een (grote) operatie ondergaan en patiënten die voor kanker of (kwaadaardige) bloedziekten worden behandeld.

Bloedtransfusies worden door uw arts voorgeschreven als dat voor de behandeling noodzakelijk is. Uw arts doet dit echter niet zonder uw toestemming (tenzij er sprake is van een acute situatie). Om u te helpen tot een weloverwogen keuze te komen, zal uw arts u vooraf duidelijk inlichten over:

  • de reden van de bloedtransfusie;
  • de risico’s die aan de transfusie verbonden zijn;
  • de risico’s die ontstaan wanneer u niet instemt met een bloedtransfusie;
  • eventuele alternatieven voor de bloedtransfusie.

Hoe veilig is een bloedtransfusie?

Om bloedtransfusies zo veilig mogelijk te maken, worden de volgende maatregelen genomen:

  • Alleen gezonde mensen kunnen bloeddonor worden.
  • Donors (de mensen die bloed afstaan voor transfusie) geven hun bloed vrijwillig en worden hiervoor niet betaald.
  • Bloedplaatjes worden gecontroleerd op de aanwezigheid van bacteriën.

Al het donorbloed wordt gecontroleerd op:

  • een aantal geelzuchtvirussen (hepatitis B, C en E);
  • de geslachtsziekte syfilis;
  • een virus dat een ruggenmergziekte en leukemie kan veroorzaken (HTLV I/II);
  • het humaan immuundeficiëntievirus (hiv) dat aids kan veroorzaken.

Wanneer blijkt dat het bloed mogelijk besmet is, wordt het vernietigd. Toch blijft er, ondanks alle voorzorgen, een zeer kleine kans bestaan op besmetting met een virus of ziektekiem door de bloedtransfusie (zo is de kans dat een eenheid bloed besmet is met hiv kleiner dan één op een miljoen). Het kan zijn dat de bloeddonor nog maar kort geleden werd besmet. In zijn bloed kan de aanwezigheid van de ziekteverwekker dan nog niet worden aangetoond. Ook is het mogelijk dat de hoeveelheid virus in het bloed zo gering is, dat het niet kan worden aangetoond met een bloedtest. Tevens kan het gebeuren dat er virussen in het bloed zitten die we nog niet kennen of waarop om een andere reden niet getest wordt. Ook zijn er aandoeningen, zoals de variantziekte van Creutzfeldt-Jakob, waarvoor nog geen test bestaat en waarvan de kans op overdracht door bloedtransfusie in beginsel aanwezig is.

Juiste match

Het is belangrijk dat het bloed dat iemand toegediend krijgt bij hem of haar ‘past’. Daarom nemen wij bloed bij u af om uw bloedgroep en rhesusfactor vast te stellen. Sommige mensen hebben afweerstoffen (antistoffen) tegen bloedcellen van anderen in hun bloed. Deze stoffen kunnen aanwezig zijn na een zwangerschap of vroegere bloedtransfusie. Als dat het geval is, kan het langer duren voor er ‘passend’ bloed wordt gevonden.

Het transfusielaboratorium kan navraag doen bij een landelijk systeem of er eerder bij u afweerstoffen zijn gevonden. Ten slotte zal de verpleegkundige vlak voordat u een bloedtransfusie krijgt nogmaals controleren of het bloedproduct inderdaad voor u bestemd is.

Bijwerkingen van de bloedtransfusie

Hoewel de risico’s van een bloedtransfusie tot een minimum worden beperkt, kunnen deze niet helemaal worden uitgesloten. Bij patiënten kan tijdens of na een bloedtransfusie een allergische reactie optreden. Zo’n reactie is te herkennen aan koorts, rillingen, galbulten, jeuk of een rode huid. Dit kan vaak eenvoudig met medicijnen worden behandeld. Soms vormen patiënten na een bloedtransfusie afweerstoffen tegen andermans bloedcellen. Ook dit kan een reactie geven in de vorm van koorts. Dit kan met medicijnen worden behandeld. Zo’n reactie kan ook worden veroorzaakt door afweerstoffen tegen bloedcellen van een bepaalde bloedgroep. In het laatste geval krijgt u een Bloedgroep/Antistofkaart van het Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium (KCHL) van Tergooi MC met daarop de vermelding van dit gegeven. Dit kaartje moet u bij volgende bloedtransfusies altijd aan uw arts tonen. Omdat de mogelijkheid bestaat dat deze afweerstoffen na verloop van tijd niet meer aantoonbaar zijn, worden de gegevens over deze afweerstoffen meestal opgeslagen in het landelijk datasysteem TRIX (Transfusie Register Irregulaire antistoffen en X-proefproblemen). Bij een volgende transfusie kan het transfusielaboratorium van het ziekenhuis waar u op dat moment wordt behandeld, het landelijk datasysteem TRIX raadplegen en zo goed mogelijk passend bloed voor u uitzoeken. Het Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium (KCHL) van Tergooi MC is aangesloten op TRIX en maakt actief gebruik van TRIX. Heeft u bezwaar tegen registratie van uw gegevens in TRIX of tegen het raadplegen van TRIX om passend bloed voor u te vinden, maak dit dan kenbaar aan uw behandelend arts of bij opname in het ziekenhuis (zie de informatie over Bloedgroep/antistofkaart en het daarbij behorende formulier Bezwaar registratie van gegevens in TRIX database).

Kan ik een bloedtransfusie weigeren?

Ja, dat kunt u. Bedenkt u daarbij wel dat er niet altijd andere mogelijkheden zijn. Bloedtransfusies zijn vaak levensreddend. Sommige operaties of behandelingen kunnen zelfs niet worden uitgevoerd zonder de mogelijkheid van bloedtransfusie. Een bloedtransfusie weigeren betekent soms een groter risico voor uw gezondheid dan een bloedtransfusie ontvangen. Bespreek uw twijfels ten aanzien van de bloedtransfusie tijdig met de arts die u behandelt.

Tot slot

Als u bloed nodig heeft, dan is het er. Vanzelfsprekend. Help mee om dat vanzelfsprekend te houden. Spreek erover met mensen in uw omgeving. Iedereen tussen 18 en 70 jaar die gezond is, kan bloeddonor zijn. Meer informatie kunt u lezen op www.sanquin.nl of via T 0800 51 15 (gratis).

____________________________________________________________________________________

Deze informatie is tot stand gekomen met dank aan de Sanquin