Buitenbaarmoederlijke zwangerschap
Klachten
In het begin zijn er niet altijd klachten bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Meestal komen de klachten tussen de vijfde en twaalfde week van de zwangerschap. Dat ligt aan waar de bevruchte eicel zich heeft genesteld. U kunt dan bloed verliezen. Of pijn krijgen aan één kant van de buik of onderin de buik. Deze klachten doen soms denken aan klachten die u bij een erge of late ongesteldheid kunt hebben. Of aan een miskraam.
Door de buitenbaarmoederlijke zwangerschap kan de eileider scheuren. Dan ontstaat een ernstige situatie. Vaak krijgt u opeens erge buikpijn. Samen met schouderpijn en het gevoel dat u moet poepen. Dat komt door het bloed in de buikholte. Ook kunt u klachten krijgen die passen bij een shock: misselijk, spugen, snelle pols, zweten of flauwvallen.
Oorzaken
Bij de eisprong komt uit de eierstok een eicel vrij. Deze eicel kan bevrucht worden door een zaadcel. De bevruchte eicel komt na ongeveer vier of vijf dagen in de baarmoederholte en nestelt zich daar. Bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap gebeurt dit buiten de baarmoederholte. Dit is bij minder dan één op de honderd zwangerschappen het geval.
De meeste buitenbaarmoederlijke zwangerschappen ontstaan in de eileider. Een klein deel nestelt zich op een andere plek. In hele zeldzame gevallen is er sprake van een tweelingzwangerschap. Daarbij heeft één bevruchte eicel zich ingenesteld in de baarmoeder en één daarbuiten.
Een buitenbaarmoederlijke zwangerschap kan vooral ontstaan als de eileider beschadigd is. Dat kan komen door:
- een ontsteking aan de eileider. Bijvoorbeeld door chlamydia of gonorroe (zie seksueel overdraagbare aandoeningen en eileiderontsteking).
- een eerdere buitenbaarmoederlijke zwangerschap.
- een eerdere operatie aan de eileider.
De kans op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap is groter als u lang onvruchtbaar bent geweest, na een ivf-behandeling en bij DES-dochters. En bij verklevingen in de buikholte. Door een eerdere buikoperatie, vooral na een blindedarmontsteking en bij endometriose. De kans is ook groter bij vrouwen die zwanger worden na een sterilisatie of terwijl ze een spiraal hebben.
Onderzoek
Een zwangerschapstest toont aan of u zwanger bent. Laat de test zien dat u zwanger bent en heeft u klachten? Dan zal de arts u doorverwijzen naar een gynaecoloog of een echoscopist om een echo via de vagina te maken. Daarmee kan de gynaecoloog zien of de zwangerschap in de baarmoeder zit.
Ziet de gynaecoloog geen duidelijke zwangerschap of alleen wat vocht in de buik? Dan kijken we wat de waarde van het zwangerschapshormoon in uw bloed is. Dat is het hCG-hormoon: het humaan chorion gonadotrofinehormoon. De kans op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap is groot als de waarde van het hCG-hormoon hoog is. Soms is meteen een behandeling nodig. Soms kunt u ook afwachten.
Behandeling
Een zwangerschap buiten de baarmoeder kan nooit voldragen worden. De vrucht is ook niet alsnog in de baarmoeder te plaatsen. Welke behandeling we kiezen, ligt aan de klachten die u heeft. En aan de waarde van het zwangerschapshormoon in het bloed.
Afwachten
Blijft het hormoon dezelfde waarde houden of wordt die hoger? En laat de echo nog steeds geen zwangerschap in de baarmoeder zien? Dan is de kans op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap groot.
Operatie
- een sneetje maken in de eileider om de buitenbaarmoederlijke zwangerschap weg te halen. We kunnen dan de eileider sparen.
- de hele eileider weghalen. Meestal wordt hiervoor gekozen. Tenzij de andere eileider al beschadigd of weg is.
Bij een operatie waarbij we de eileider sparen, kan zwangerschapsweefsel achterblijven. In de eileider of ergens ander in de buik. De kans hierop is ongeveer vijf tot twintig procent. Daarom controleren we na deze operatie het zwangerschapshormoon in het bloed. Is de waarde niet genoeg gedaald of zelfs hoger geworden? Dan is nog niet alles van de buitenbaarmoederlijke zwangerschap weggehaald. Meestal behandelen we dan nog met medicijnen. Of halen we de eileider alsnog weg.
Medicijnen: methotrexaat
Een week na de kuur controleren we de waarde van het zwangerschapshormoon in het bloed. Soms slaat de behandeling niet goed aan en daalt het hormoon niet genoeg. Dan is een tweede kuur methotrexaat nodig. Ook is er een kleine kans dat de eileider scheurt. We moeten dan alsnog een operatie doen.
Methotrexaat kan bijwerkingen geven. U kunt een geïrriteerde mond en ogen krijgen en maag- en darmklachten. Deze klachten duren meestal een week. Het kan helpen om de mond goed schoon te houden, geen alcohol te drinken en niet in de zon te gaan.
Met methotrexaat mag u geen aspirine gebruiken. En geen pijnstillers zoals NSAID’s (onder andere ibuprofen, voltaren), antibiotica en vitaminepreparaten met foliumzuur. Paracetamol kan wel.
Na de behandeling kunt u veel bloed of weefsel verliezen. Heeft u een rhesusnegatieve bloedgroep? Dan geeft de arts meestal anti-D-immunoglobuline. Dat voorkomt dat u antistoffen aanmaakt. Dat doen we bij de operatie en bij de behandeling met medicijnen.
Een nieuwe zwangerschap
- Wilt u opnieuw zwanger worden? Dan adviseert de gynaecoloog meestal om in ieder geval één ongesteldheid te wachten.
- Na een behandeling met methotrexaat is het meestal beter om de eerste drie maanden niet zwanger te raken.
- Bij een nieuwe zwangerschap kunnen we al vroeg een echo maken. Zo kunnen we zien waar de bevruchte eicel zich heeft genesteld. De kans dat dit weer buiten de baarmoeder is, is ongeveer vijftien tot twintig procent hoger.
- Is bij u een eileider weggehaald en lijkt de andere eileider beschadigd te zijn? Dan is de kans klein dat u spontaan zwanger wordt. De gynaecoloog kan ivf adviseren. Ook daarbij kan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap ontstaan.
Praten met lotgenoten
Van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap kunt u lichamelijk en geestelijk veel last hebben. De zwangerschap is niet goed gegaan en misschien maakt u zich zorgen over een volgende zwangerschap. Als het zwangerschapshormoon maar langzaam daalt, kan dat veel onzekerheid geven. U kunt steun vinden bij lotgenoten. Bijvoorbeeld via Stichting Freya, de patiëntenvereniging voor vruchtbaarheidsproblematiek.
Deze tekst is tot stand gekomen met dank aan de Nederlandsen Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG).