Onze geschiedenis: Majella Ziekenhuis in Bussum
Deze Stichting werd in 1910 in het leven geroepen met als doel het stichten van een ziekenhuis in Bussum. Liefdadigheid en naastenliefde waren daarin belangrijke drijfveren. In 1911 werd gestart in de villa Spiegelheuvel, het oude woonhuis van de familie Heslenfeld. Deze villa stond op de plaats waar later de Majella gebouwd is. Het benodigde geld voor de bouw van een ziekenhuis was rond 1914 beschikbaar maar vanwege de uitbraak van de eerste Wereldoorlog kon niet direct met de bouw begonnen worden. Uiteindelijk werd het nieuwe ziekenhuis met de naam Majella in 1916 officieel geopend (de naam is overigens altijd de Stichting Majella gebleven, in de volksmond ook wel het Academisch Ziekenhuis Bussum).
Het initiatief voor een katholiek ziekenhuis in Bussum kwam mede tot stand onder druk van een dreigende oprichting van een gemeente ziekenhuis ( door het Rode Kruis, met instemming van de gemeenteraad, waar een voorstel daartoe van een Vrijzinnig Democraat (een ‘anti-katholiek’) zou zijn aangenomen). De niet-katholieke burgemeester doneert echter stiekem aan de Majella Stichting.
In 1960, bij het 50 jarig bestaan van de Stichting Gerardus Majella vertelde dr. Bijvoet, een van de dokters van het eerste uur over het ontstaan van het Majella Ziekenhuis en de betrokkenheid van Anton Dreesmann. Hij beschrijft in levendige volzinnen wat er op een zondagmiddag in het voorjaar van 1913 is voorgevallen:
De vrouw van hotelhouder Majoor uit de Rozenboom op de Brink kreeg een zeer ernstige buikbloeding. Goede raad was duur want er was in Bussum geen ziekenhuis met een operatiekamer. Ziekenauto’s ontbraken volledig op deze locatie dus was men aangewezen op behandeling ter plaatse. Met de hulp van vele handen is dat toen ook gerealiseerd. De kruier van het station heeft op zijn kar de onderzoekstafel (die bij Bijvoet thuis stond opgesteld) naar het hotel gebracht, Twee zusters van Ziekenzorg snelden toe met steriele verbandmiddelen en omdat het in een hotel was was er gelukkig stromend water in overvloed. Bijvoet had gelukkig ook gesteriliseerd fysiologische zoutoplossing beschikbaar, vervaardigd door de plaatselijke apotheek Koning & Mooy.
Op de hotelkamer werd de vrouw door Bijvoet geopereerd met de hulp van dr. Daelmans als wond-assistent en dr. Beyerman als narcotiseur. De operatie is behoorlijk verlopen, na een stormachtige genezingsperiode heeft zij het er levend vanaf gebracht. In welke conditie uiteindelijk vermeldt het verhaal niet.
Deze ingreep verspreidde zich als een lopend vuurtje door Bussum en bereikte Dhr Dreesmann die zich toen al zeer interesseerde voor alles wat de Majella betrof. Op een verstolen manier stelde hij Bijvoet 600 gulden ter hand om een operatiekamer in te richten. Toen het ziekenhuisje (in de villa Beukenheuvel) enige jaren bestond werden voorbereidingen getroffen voor de bouw van een nieuw ziekenhuis.
Financiering
In die tijd was een ziekenhuis een plaatselijk initiatief veelal door de gegoede burgerij en de kerk in gang gezet. Het benodigde geld voor de bouw moest dan ook lokaal bij elkaar gebracht worden. Er werd gecollecteerd en bovendien verleende de gemeente Bussum een subsidie met als voorwaarde dat armlastige gemeentenaren tegen een gereduceerd tarief moesten worden opgenomen. Bovendien werd als eis gesteld dat de burgemeester de bestuursvergaderingen kon bijwonen. Daarnaast werden obligaties uitgegeven en bazaars georganiseerd om zoveel mogelijk geld bij elkaar te sprokkelen.
De betrokkenheid van Anton Dreesmann was groot, hij ging persoonlijk bij welgestelde families langs (ook andersdenkenden) om obligaties te plaatsen waarmee de bouw van het nieuwe ziekenhuis gefinancierd kon worden. Daarnaast was ook de katholieke kerk actief, de pastoor riep de parochianen op om bij te dragen en het bisdom deed uiteraard ook een duit in het zakje.
Realisatie
Aanvankelijk waren er enkele zusters van St. Joseph uit Heerlen, die in een huis aan de Brinklaan zijn gestart met de Katholieke Ziekenzorg. Maar al in 1911 werd verhuisd naar villa Spiegelheuvel op een terrein van 2 ha, waarop vervolgens in 1916 een gloednieuw ziekenhuis kon worden geopend. Uit de beginjaren valt op hoe de verzorging alleen gedaan wordt door nonnen, die dan afkomstig zijn van (geleverd worden door) het moederhuis in Heerlen. Pas in de jaren dertig worden ook lekenzusters geworven. Al vanaf het begin is de verhouding tussen de organisatie ( met medisch advies door een lokale huisarts) en de medische staf niet vanzelfsprekend. Ook onderling tussen de specialisten wil het wel eens schuren. Er wordt al kort na oprichting melding gemaakt van ongepast autoritair gedrag door artsen.
Het confessionele karakter
Tot de jaren 60 was de invloed van de katholieke achtergrond van het ziekenhuis groot. Dat begon al bij de (ver)bouw van het gebouw. In de jaren ’40 van de vorige eeuw staat in de bepalingen voor bouwkundige werken van het Aartsbisdom Utrecht nog het volgende:
Artikel 1, 2 en 3: vrije vertaald: het is uitsluitend toegestaan om katholieke architecten, aannemers, leveranciers enz aan te stellen. Ook aannemers wordt dringend verzocht de leveranties op te dragen aan katholieke fabrikanten, handelaren leiders van filialen en reizigers.
Uiteraard beschikte het ziekenhuis over een grote kapel waarin vrijwel dagelijks de mis werd opgedragen. In het hele gebouw waren tekenen van het katholieke geloof zichtbaar (kruisbeelden aan de wand op alle ziekenkamers). In de tuin bevond zich een Lourdesgrot waar gebeden kon worden en waar jaarlijks een kleine processie werd gehouden. Kerstmis werd natuurlijk groots gevierd en het verhaal gaat dat de 3 beelden die de Driekoningen voorstelden na Kerstmis bij de ingang werden neergezet en elke dag een stukje opschoven om op 6 januari bij de Kerststal te arriveren.
Het katholieke karakter komt natuurlijk vooral tot uiting in het feit dat de ziekenverpleging decennia lang door nonnen werd gedaan waarbij naastenliefde de drijfveer was. Ze ontvingen daarvoor slechts een geringe vergoeding. De katholieke moraal werd geleidelijk minder streng gehandhaafd maar euthanasie en abortus ‘bestonden niet’. Het spreekt bijna voor zich dat het bestuur van het ziekenhuis sterk katholiek gekleurd was. De pastoor had een belangrijke stem en alle belangrijke beslissingen moesten goedgekeurd worden door de (aarts)bisschop. De dagelijkse leiding was in handen van moeder overste (een non), doktoren waren in de eerste decennia niet bij het besturen van het ziekenhuis betrokken.
Hoe dwingend de invloed van de katholieke kerk was komt in 1940 nog eens naar voren in een schrijven van aartsbisschop de Jong:
Betreft: benoeming van niet-katholieke specialisten in katholieke ziekenhuizen
De Katholieke ziekenhuisraad in Den Haag zal advies uitbrengen over dit onderwerp.
Voorlopig zal het aan katholieke ziekenhuizen niet geoorloofd zijn een niet-katholiek aan te te stellen tot directeur of medisch adviseur noch hem (! Niet haar) een andere leidende of meer zelfstandige positie (lees: specialist) te geven. De Zeereerwaarde Heeren Pastoor wordt verzocht de Besturen van de in hun parochie gevestigde katholieke instellingen van een en ander op de hoogte te brengen.
Door de jaren heen
Daar waar de bouw van het ziekenhuis bekostigd werd met geld uit de samenleving moest de exploitatie opgehoest worden door de verpleegprijs. Naar alle waarschijnlijkheid sprong het bisdom zo nodig wel bij en ook de gemeente zal onder voorwaarden wel bijgedragen hebben in de exploitatie. In de beginjaren wordt de verpleegprijs vastgesteld op 5,- fl / dag voor de 1e klas, 3,- fl/dag voor de 2e klas en 1, 25 fl/dag voor de 3e klas. Deze prijs is exclusief kosten van dokters, verpleegbenodigdheden en wijn ( goede tafelwijn voor fl 1,- en de betere wijn voor fl 1,50 per fles). We moeten ons goed realiseren dat in die beginjaren de zorg in de ziekenhuizen vooral gericht was op verzorgen en verplegen, er waren bijzonder weinig mogelijkheden van medische behandeling van veel ziektes en de mogelijkheden van operatief ingrijpen waren zeer beperkt. De exploitatie van het ziekenhuis was in die dagen natuurlijk ook relatief goedkoop: de verpleging bestond uit nonnen die daarvoor vrijwel niet betaald werden.
Daarnaast werd elk jaar weer gerekend aan financiële ondersteuning vanuit de gemeente. Financiën worden ook opgehaald (met name bij ‘kleine luyden’ ) via gasthuispenningen, die uitgegeven worden door een aparte vereniging en pas na goedkeuring door de aartsbisschop. Een zelateur ( een ijveraar) werd iemand genoemd die voor het goede doel een gasthuispenning aanschaft. Om een idee te krijgen over de eerste jaren van de Majella volgen hier wat getallen uit het jaarverslag over 1919:
575 patiënten zijn opgenomen waarvan 209 RK, 339 protestant, 15 Israëlitisch en 9 zonder godsdienst. Er zijn 279 operaties verricht ( 118 door Bijvoet, 110 door Vermeij, 48 door Barendrecht); verder werden 261 verlossingen door Bijvoet gedaan en werden er 120 röntgenfoto’s genomen en vinden er 3588 hoogtezonbehandelingen plaats bij 101 patiënten.
Ondenkbaar nu dat in het officiële jaarverslag van het ziekenhuis de confessionele achtergrond van de opgenomen patiënten wordt vermeld. Verder valt natuurlijk op dat er uiteindelijk meer protestanten zijn opgenomen dan katholieken! Niet zo verwonderlijk gelet op het verzorgingsgebied van de Majella in die jaren: Bussum, Naarden, Huizen. Voor de protestanten in dat gebied wel een doorn in het oog en de directe aanleiding om te pleiten voor een protestants ziekenhuis. Dat komt er ook: in 1940 opent het Diaconessenhuis Naarden de deuren.
In juni 1922 is er onrust in de Majella: het militaire hospitaal in Naarden wordt opgeheven en de patiënten moeten opgenomen worden de Majella. De bestuursleden zijn bang dat de op te nemen militairen vaak een venerische (geslachts) ziekte en die is men liever kwijt dan rijk. In algemene zin probeerde men besmettelijke ziektes en geslachtsziektes buiten de deur te houden.
In 1924 vraagt Anton Dreesmann aan zijn kinderen voor zijn 70e verjaardag een ziekenauto ten behoeve van de Majella. De eerste ziekenauto van ’t Gooi. Al snel fungeert de Majella ook als gemeentelijk ziekenhuis. Op het ziekenhuisterrein wordt een barak gebouwd voor de opvang van patiënten met besmettelijke ziektes. Wettelijk is al langere tijd vastgelegd dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor deze opvang. Op verzoek van de gemeente gaan de zusters van het ziekenhuis ook zorg geven aan deze patiënten in de ‘barak’.
Er is instemming van de rector Driessen vanuit Heerlen en het bestuur stelt wel als voorwaarde dat de barak dan op of direct grenzend aan het perceel van het ziekenhuis wordt geplaatst. De voedselvoorziening is een zaak van het ziekenhuis waarbij het ziekenhuis deels zelfvoorzienend is. Men verbouwt groentes en houdt aanvankelijk kippen. Nog in de jaren twintig worden de kippen ingeruild tegen 2 varkentjes (doen zich beter te goed aan het keukenafval). In 1926 dringt moeder overste aan op een broeder voor de verpleging van mannen. De geneeskundig adviseur geeft dan aan dat dat alleen kan als die een hele zaal onder zich krijgt, want tegelijk met een vrouwelijke verpleegkundige op dezelfde zaal werken, dat kan echt niet. De zusters vragen om een kinderwagen. Van een tweedehandsje ( via het Venduhuis) wordt in verband met gevaar van overdracht van besmettelijke ziektes afgezien en er wordt besloten tot aanschaf van een nieuwe.
De Majella liep in Nederland voorop met röntgendiagnostiek, dat zal wel vooral met belangstelling van de dokters te maken hebben. Overigens praten we in die tijd vooral ook over röntgen (radio) therapie. Röntgenstralen werden als behandelingsmethode gebruikt voor allerlei kwalen, ook voor wijnvlekken en overmatige haargroei met veel nare gevolgen voor de patiënt nadien. Er werden hoge stralingsdoses gebruikt met veel beschadiging van omliggende structuren. Ook de hoogtezon werd veelvuldig onder verantwoording van de dokter als behandeling ingezet.
De concurrentie was best wel groot, binnen de Majella besluiten de 2 chirurgen om zelf ook een röntgenapparaat aan te schaffen op eigen kosten. De opbrengst is natuurlijk ook voor beide heren. Op een van de bestuursvergaderingen in de dertiger jaren wordt met spijt vastgesteld dat er inmiddels 4 lokatie in het Gooi zijn waar doorlichting wordt toegepast. In snel tempo wordt röntgendiagnostiek in decennia daarna beter en de röntgentherapie gelukkig volledig verlaten. Waar er in ’42 nog 60 ‘Israelitische’ patiënten worden opgenomen, blijkt dat in ’43 nul en daarna verdwijnen ze uit de statistieken.
Prospectus uit 1955 van de Majella:
- gelegenheid tot opneming in de 1ste, 2deA, 2deB, 2deC en 3de klas. Krankzinnige, onrustige- zenuwpatiënten en lijders aan besmettelijke ziekten worden niet opgenomen.
Er bestond in die tijd nog geen all-in tarief:
Voor gebruik van Operatie, Behandelings en Verloskamer, voor Rontgenonderzoek en röntgentherapie (!) voor verbandmiddelen en bewassing wordt afzonderlijk berekend. Evenzo voor het laboratoriumonderzoek te behoeve van patiënten 1ste en tweede klas. In de derde klasse is eenvoudig lab onderzoek bij de verpleegprijs inbegrepen. Een verzekering voor ziektekosten was ook niet zo vanzelfsprekend. Voor de kosten van verpleging moet bij opname een voorschot gestort worden hetgeen bij langere verpleegduur aangevuld moet worden. Het teveel betaalde wordt bij vertrek verrekend. Overigens werden in de regio wel afspraken met andere zorginstellingen gemaakt over de verpleegprijs (kartelvorming avant la lettre). In de jaren 70 is de patiëntenfolder al een stuk minder dwingend. Er wordt geen melding meer gemaakt over betalingen, her is duidelijk meer patiënt gericht, de geestelijke verzorging komt meer op de achtergrond zonder gebiedende taal zoals stil zijn tijdens de communie. Aandacht voor ontspanning, tv, rijdend winkeltje kapper enz.
De finale
In 1972 vindt de oprichting plaats van de stichting Gooi-Noord, die verdergaande integratie van de ziekenhuiszorg in de noordelijke regio van het Gooi beoogt. Er is dan al verregaande samenwerking tussen de Majella en het Diaconessenhuis in Naarden met ondermeer concentratie van de kinderafdeling in het Diaconessenhuis. Ook is de Eerste Hulp van beide ziekenhuizen bij toerbeurt open en werken de dokters samen. Tot verdriet van de internisten van de Majella valt de keuze voor de dialyse afdeling voor het Gooi op Hilversum na een extern advies.
Er is uiteindelijk een lange aanloop naar één gebouw voor de noordelijke regio van het Gooi waarin Majella, Diaconessenhuis en St Jan opgaan. In 1990 opent Ziekenhuis Gooi Noord de deuren op het terrein van het voormalige sanatorium ‘Hoog Laren’. De Majella wordt volledig gesloopt en op het terrein verrijzen woningen en appartementen. Op het terrein herinnert alleen het torentje van het ziekenhuis nog aan het feit dat ooit op die plek het ziekenhuis van de Stichting Majella stond.
Epicrise
Er wordt nog steeds met warmte gesproken over het ‘Rijke Roomse Leven’ in het Majella, maar het ziekenhuis krijgt ook de bijnaam ‘Academisch Ziekenhuis Bussum’. Als voor beeld van dat Roomse Leven hoorden we over de levensgrote Kerststal, waarin telkens de laatstgeboren baby terecht kwam op kerstavond. De drie koningen stonden aanvankelijk bij de voordeur, maar schoven iedere dag een stukje op naar de kerststal. De Majella stond bekend om zijn goed gevulde wijnkelder, er waren vele gelegenheden om de voorraad aan te spreken.