11 oktober 2019
Uniek Alzheimeronderzoek in de geheugenpoli van Tergooi
De geheugenpoli in Tergooi (locatie Blaricum) heeft een unieke databank. Daarin is met name veel informatie terug te vinden over het verloop van Alzheimer bij tachtigplussers – een groep waar relatief weinig onderzoek naar wordt verricht. Neuroloog Jules Claus: ‘Het is ongelofelijk interessant deze populatie te onderzoeken. Het hele leven van patiënten komt voorbij.’
De geheugenpoli is tien jaar geleden opgezet door neuroloog Jules Claus in samenwerking met geriater Jacqueline Schuur. Met adviezen van Philip Scheltens, hoogleraar neurologie en directeur van het Alzheimercentrum van het VUmc. ‘De man met de nodige ervaring’, aldus Claus. Vier dagen per week kunnen patiënten, die zich zorgen maken over hun geheugen en die door hun huisarts zijn doorverwezen, terecht bij de poli. Ze worden in een ‘straatje’ onderzocht, waar ze cognitieve testen, een hersenscan, een elektrocardiogram, lab en lichamelijk onderzoek én een gesprek met de neuroloog en geriater krijgen. Neuroloog Claus: ‘De heteroanamnese is ook heel belangrijk: het gesprek met de partner of kinderen.’
Gezamenlijke diagnostiek
Geriater Jacqueline Schuur: ‘Uniek van de geheugenpoli in Tergooi is dat patiënten zowel door de geriater als de neuroloog worden gezien. De ene week is de neuroloog de hoofdbehandelaar en heeft de geriater een kort gesprek met de patiënt, de volgende week is het andersom.’ In het multidisciplinair overleg wordt vervolgens de diagnose gesteld, in samenspraak met de neuropsycholoog en opleidingsassistenten. Claus: ‘Dat levert soms stevige discussie op.’ Schuur: ‘Ja, want we willen die diagnose die heel bepalend is voor iemands leven heel zorgvuldig stellen. We denken dat de diagnostiek het beste is als je het gezamenlijk doet. Daarom kijkt ook de neuropsycholoog mee, die beoordeelt of de testresultaten misschien zijn beïnvloed door psychische problemen, zoals angsten, depressies of overspannenheid.’
De zorgvuldige diagnostiek en methodiek van de ‘straatjes’ hebben de geheugenpoli een goede naam bezorgd: patiënten uit omliggende regio’s melden zich regelmatig. Inmiddels zijn er 3600 à 3700 patiënten gezien op de poli. Claus: ‘De gemiddelde leeftijd van de patiënten bij wie wij de diagnose Alzheimer stellen, ligt op 81,5 jaar. Dat is een relatief oude populatie, als gevolg van de enigszins vergrijsde populatie in het Gooi.’
Enorme dataset
Interessant is de vraag of dementie bij tachtigplussers anders verloopt dan bij jongere mensen. Schuur: ‘Er zitten twee kanten aan: ziektes verlopen bij ouderen vaak net wat milder en langzamer. Aan de andere kant zijn ze vatbaarder voor de interferenties van andere bijkomende problemen. Als ze bijvoorbeeld door een lichamelijke ziekte een delier krijgen – acute verwardheid – dan weet je dat die het beloop van dementie versnelt.’ Juist doordat er vaak andere problemen spelen, zijn tachtigplussers niet makkelijk te includeren in onderzoeken, zegt Schuur: ‘Het beeld is door andere problemen vaak vertroebeld; daardoor is het in wetenschappelijk onderzoek lastig je pure onderzoeksvraag te beantwoorden.’
Claus: ‘Maar we hadden wél die enorme dataset liggen van die bijna 4000 patiënten. Mijn collega Salka Staekenborg en ik besloten die in te voeren in de computer, zodat we met onze eigen databank onderzoek konden doen.’ Een student was vervolgens een jaar bezig met alle data in de computer in te voeren. Het leidde al tot vier publicaties.
Wittestofafwijkingen
Claus: ‘Onze eerste publicatie ging over de vraag: Klopt het dat dementie bij ouderen bijna altijd gemengde dementie is? In richtlijnen gaat men er altijd vanuit dat dat zo is: dat er hetzij door herseninfarcten, hetzij door wittestofafwijkingen een vasculaire component in zit. Maar wij zijn nagegaan: komen wittestofafwijkingen in de hersenen van Alzheimerpatienten in onze populatie nou meer voor dan bij controlepatiënten? Het antwoord is: nauwelijks! Je ziet die wittestofafwijkingen zowel bij controlepatiënten als bij Alzheimerpatiënten. In onze populatie is het meer een leeftijdseffect. Wij vinden ook niet veel meer herseninfarcten bij Alzheimerpatiënten, vergeleken met de controlegroep. Dus dat sprookje hebben we van tafel geveegd.” In een volgend onderzoek van Salka Staekenborg en Jules Claus wordt een andere aanname ontkracht: dat wittestofafwijkingen altijd invloed hebben op cognitief functioneren. “Dat is in onze populatie alleen bij érnstige wittestofafwijkingen enigszins het geval – dat is slechts acht procent van het totale aantal patiënten.’
Effect van opleiding op cognitie
Hun laatste artikel gaat over cognitieve reserves en het beschermend effect van opleiding. ‘Dat staat momenteel erg in de belangstelling. Wat wij zien is dat er een sterk effect van opleiding is op cognitie. Op het moment dat wij de diagnose Alzheimer stellen, blijkt dat hoogopgeleiden bij eenzelfde niveau van cognitie veel sterkere hippocampusatrofie hebben dan lager opgeleiden. Een hoger opgeleide kan veel meer hersenweefsel inleveren en nog dezelfde cognitie houden. Dat komt doordat hersenen van een hoger opgeleide meer netwerken hebben. Er kan meer kapot omdat er meer overblijft. En áls er iets kapot gaat, zijn er betere compensatiemechanismen.’
E-mail nieuwsbrief