Diabeteszorg

van ziekenhuis naar thuis

Diabeteszorg: van ziekenhuis naar thuis

Het Diabetesteam van Tergooi MC helpt u bij de behandeling van uw diabetes en de gevolgen daarvan. Hieronder vindt u meer informatie over alle zaken waar u als diabetespatiënt mee te maken kunt krijgen.

Over diabetes

Alle lichaamscellen hebben brandstoffen nodig. Uw bloed neemt voedingsstoffen op uit wat u eet en drinkt. Bijvoorbeeld koolhydraten, eiwitten en vetten. Vooral de koolhydraten uit uw eten leveren de belangrijkste energie. De darm breekt deze koolhydraten af tot glucose (suiker). Dat komt daarna in uw bloedbaan terecht (bloedglucose).

Als u iets met koolhydraten eet, maakt de alvleesklier normaal gesproken extra insuline. Het hormoon insuline is als een soort sleutel. Het zet de deur van alle lichaamscellen open voor glucose. De glucose gaat dan als brandstof naar die cellen. De bloedglucosewaarde bij gezonde mensen ligt tussen de 4 en 8 mmol per liter. Bij diabetes lukt het uw lichaam niet om uw bloedsuiker in evenwicht te houden.

Diabetes type 1

Bij diabetes type 1 maakt de alvleesklier helemaal geen insuline meer aan. De cellen in de alvleesklier die insuline aanmaken, zijn vernietigd. Hoe dit precies komt, is niet bekend. De cellen nemen hierdoor niet genoeg glucose op. Daardoor stijgt uw bloedglucosewaarde. Diabetes type 1 kunnen we alleen behandelen met injecties met insuline.

Diabetes type 2

Bij diabetes type 2 kunnen twee problemen ontstaan:

  • de alvleesklier maakt te weinig insuline. Daardoor stijgt uw bloedsuiker.
  • de lichaamscellen zijn niet gevoelig voor insuline. Daardoor kan de glucose niet goed de cel in en stijgt uw bloedsuiker.

Diabetes type 2 kan met tabletten en/of insuline worden behandeld.

Zie ook Diabetes mellitus.

Gezond leven en voeding

Diabetes type 1 en type 2 zijn niet te genezen. Een gezonde manier van leven met goede voeding en medicijnen kan helpen om zo normaal mogelijk te leven met diabetes. Genoeg bewegen, niet roken, een gezond gewicht en niet te veel stress helpen om uw bloedsuiker in orde te houden.

Voeding

Bij de behandeling van uw diabetes speelt voeding een belangrijke rol. Daarom is het belangrijk dat u een gesprek heeft met een van onze diëtisten. Die geeft u een persoonlijk voedingsadvies. Met vragen over voeding kunt u altijd bij de diëtisten terecht. Zie ook Voeding bij diabetes.

HbA1c

Vier keer per jaar laten we het zogenoemde HbA1c meten in het laboratorium. De term HbA1c staat voor de gemiddelde bloedsuikerwaarde van de afgelopen twee maanden. Hemoglobine (Hb) is een eiwit in de rode bloedcellen dat zuurstof vervoert. Glucose hecht zich aan deze hemoglobinecellen. Hoe meer glucose in het bloed zit, hoe meer ‘versuikerde’ hemoglobine er zal zijn. De rode bloedcellen (en dus ook het hemoglobine) leven gemiddeld twee tot drie maanden.

Het HbA1c geeft inzicht in de gemiddelde bloedsuikerwaarde van deze periode. Hoe hoger het glucosegehalte de afgelopen tijd is geweest, hoe hoger de waarde van het HbA1c zal zijn. Een HbA1c-waarde drukken we uit in percentage. Dit is een andere maateenheid dan waarin we de bloedsuikerwaarde uitdrukken. Bij mensen met diabetes streven we meestal naar een HbA1c-waarde van 53 mmol/mol of lager.

Tabletten om bloedsuiker te verlagen

Tabletten voor de behandeling van diabetes type 2 bevatten geen insuline. In de tabletten zitten chemische stoffen die zorgen dat het bloedsuiker verlaagt. Verschillende soorten tabletten kunnen de bloedglucose verlagen:

Tabletten die de ongevoeligheid voor insuline verminderen

Bij diabetes type 2 is het lichaam minder gevoelig voor insuline. Het medicijn dat we het meest gebruiken om dit te verminderen, is metformine. Door metformine geeft de lever minder glucose af. Hierdoor komt er minder glucose in het bloed terecht en blijft uw bloedsuikergehalte lager.

Tabletten die helpen bij de aanmaak van insuline

Direct na elke maaltijd gaat bij iedereen het glucosegehalte in het bloed omhoog. Dan is extra insuline nodig om de glucose uit het bloed in de cellen op te kunnen nemen. Verschillende soorten tabletten kunnen de alvleesklier helpen om insuline aan te maken. We noemen die medicijnen SU-derivaten (sulfonylureumderivaten). Voorbeelden daarvan zijn glimeperide, glyclazide en glibenclamide.

De medicijnen werken ongeveer een half uur nadat u ze heeft ingenomen. Ze werken zes tot twaalf uur. De alvleesklier blijft dan dus extra insuline afgeven. Ook als u lang niet gegeten heeft. Dat kan er soms voor zorgen dat uw bloedsuikerwaarde te laag wordt.

Tabletten die de opname van glucose remmen

Weer andere tabletten remmen de opname van glucose vanuit de darmen. Onder andere Acarbose. Daardoor komt glucose langzamer in het bloed en stijgt het bloedsuikergehalte minder snel.

Andere medicijnen

DDP-4 remmers

GLP-1 is een hormoon dat de aanmaak van insuline stimuleert. DPP-4 remmers remmen de afbraak van GLP-1. Zo wordt de afgifte van insuline door de alvleesklier langer gestimuleerd. Voorbeelden zijn trajenta en januvia.

GLP-1 therapie

Bij mensen met ernstig overgewicht kunnen we kiezen voor GLP-1 therapie. Deze medicijnen worden geïnjecteerd. GLP-1 is een hormoon dat in ons lichaam voorkomt. Het zorgt dat na de maaltijd genoeg insuline wordt aangemaakt. Bij diabetes type 2 is er een klein tekort aan GLP-1 en werken de bètacellen in de alvleesklier minder goed. Door het tekort aan GLP-1 aan te vullen, werken de de bètacellen beter. En wordt meer insuline aangemaakt. Het medicijn zorgt ook dat voedsel langzamer passeert. U krijgt dan eerder een vol gevoel, waardoor u minder zult gaan eten. Voorbeelden van GLP-1 zijn byetta, victoza, trulicity en bydureon.

Lukt het met de maximale hoeveelheid tabletten niet om uw bloedsuiker goed te krijgen? Dan is het vaak nodig om over te schakelen naar insuline. Soms gebruiken we andere medicijnen dan insuline. Ook die moeten elke dag of week geïnjecteerd worden.

Injecties met insuline

Maakt de alvleesklier niet genoeg of helemaal geen insuline meer aan? Ook niet na behandeling met tabletten? Dan zijn injecties met insuline een logische volgende stap in de behandeling. Insuline is er in verschillende soorten. Het wisselt per soort hoe vaak u moet spuiten. We kijken welke soort en welk schema het beste bij u past.

Lees meer over de behandeling van diabetes met insuline.

Zelf bloedsuiker controleren

We proberen de hoeveelheid glucose in het bloed tussen de 4 en de 9 mmol per liter te houden. Voor de maaltijd mag de waarde tussen de 4 en 7 mmol per liter zijn. Anderhalf uur na de maaltijd bij voorkeur onder de 9 mmol per liter. Om te zien of dat zo is, kunt u zelf uw bloedsuiker regelmatig controleren. Zelfcontrole, noemen we dat. Wanneer en hoe vaak u meet, ligt bijvoorbeeld aan:

  • welk type diabetes u heeft
  • hoeveel medicijnen u krijgt en hoe vaak u die neemt
  • of de waardes bij u veel schommelen

Het beste moment om te starten met de controle is voor iedereen anders. Meestal is dat als u begint met injecties met insuline. Dan vergoedt de verzekering de materialen ook pas. U bespreekt dit altijd eerst met de arts die u behandelt of de diabetesverpleegkundige.

Curve bijhouden

Om een goed inzicht te krijgen in schommelingen op een dag, kunt u een curve maken. U meet dan voor de hoofdmaaltijden, ongeveer anderhalf uur erna en voor u gaat slapen. Zo vaak controleren hoeft niet altijd. Zijn uw waardes stabiel en spuit u één of twee keer per dag insuline? Dan is het vaak genoeg om te controleren op gebruikelijke tijden en dat een keer per week in een curve te zetten. Meet dan nuchter (voor het ontbijt), voor de lunch, voor de avondmaaltijd en voor u gaat slapen.

Krijgt u drie of meer injecties met insuline per dag? Of gebruikt u een insulinepomp? Dan is het goed om vaker een curve te maken. Het is dan makkelijker om de hoeveelheid insuline aan te passen.

Ook op andere momenten kan het verstandig zijn uw bloedsuiker te controleren. Bijvoorbeeld als u denkt dat uw waarde te hoog of te laag is. Of voor of tijdens het sporten of als u ziek bent. Als dat nodig is, kunt u op tijd een arts of diabetesverpleegkundige inschakelen voor advies.

App of diabetesdagboekje

Met apps op uw smartphone kunt u de waardes die u meet makkelijk bijhouden. U kunt daarvoor verschillende apps downloaden. Gebruikt u liever geen smartphone? Dan kunt u de waardes ook bijhouden in een diabetesdagboekje. Dat kunt u krijgen bij uw diabetesverpleegkundige, apotheek of de firma waar u uw diabeteshulpmiddelen bestelt.

Door uw waardes bij te houden, kunnen we de hoeveelheid insuline makkelijker aanpassen. We kunnen er zo bijvoorbeeld achter komen waarom uw waarde op bepaalde momenten laag of hoog is. U kunt ook zelf noteren waardoor een hoge of lage waarde kwam en hoeveel insuline u heeft bijgespoten.

Te hoge of lage bloedsuikerwaarde

Bij de behandeling van diabetes proberen we de hoeveelheid glucose in het bloed tussen de 4 en de 10 mmol per liter te houden. Soms is de bloedglucosewaarde hoger of lager. U kunt dan klachten krijgen. We noemen dat ontregelingen.

  • Bij een waarde hoger dan 10 mmol per liter spreken we van een hyperglycaemie of hyper.
  • Bij een waarde lager dan 4 mmol per liter spreken we van een hypoglycaemie of hypo.

Niet iedereen krijgt hierbij klachten. Dat ligt ook aan hoe hoog of laag de waarde is en hoe snel die is gestegen of gedaald. Als uw bloedsuiker hoger of lager is, is dat dan ook geen reden voor paniek. Probeer altijd te bedenken waardoor de ontregeling kan komen.

Hyper

Klachten die het meest voorkomen bij een hoge bloedsuikerwaarde zijn:

  • dorst
  • droge mond
  • jeuk
  • meer of vaker plassen
  • slaperigheid

Vaak heeft een hoge bloedsuiker een duidelijke oorzaak. Denk aan stress, ziekte, vergeten medicijnen of te veel eten. Bij een hyper is er altijd behoefte aan meer insuline. Meestal gebeurt dat in overleg met de arts of de diabetesverpleegkundige. U moet dan (even) meer insuline of tabletten nemen. Een belangrijke regel: braken is bellen!

Hypo

Klachten die het meest voorkomen bij een lage bloedsuikerwaarde zijn:

  • honger
  • zweten
  • minder concentratie
  • beven/trillen
  • bleek zien

Meestal ontstaat een lage waarde onverwachts. Maar vaak is er ook een duidelijke oorzaak. Denk aan te laat eten, meer inspanning dan normaal of te veel insuline of tabletten. Bij een hypo is altijd extra glucose nodig.

Het algemene advies is om eerst vier tot zes tabletten druivensuiker te nemen of een half glas frisdrank of limonade. Meet uw bloedsuiker na ongeveer 20 minuten opnieuw. Is die nog steeds te laag (4 of minder)? Neem dan nog een keer vier tot vijf tabletten duivensuiker of een glas limonade. De klachten gaan dan meestal na tien minuten weg.

In extreme gevallen kunt u door een hypo bewusteloos raken. Dan is een injectie glucagon nodig. Die kan de huisarts, uw partner of een huisgenoot inspuiten. Voor een meer persoonlijk advies kunt u terecht bij uw arts, de diabetesverpleegkundige of de diëtist.

Diabetes en bijzondere omstandigheden

Als u diabetes heeft, probeert u een regelmatig leven te hebben. Met een bloedsuikerspiegel die onder controle is. Soms komt u in een andere situatie terecht en zult u zich moeten aanpassen. Bijvoorbeeld als u ziek bent, op vakantie gaat, veel gaat bewegen of een feestje heeft. Het is goed om te weten wat u dan kunt doen. Daarover leest u meer bij Diabetes en andere omstandigheden.

Voetverzorging

Bij diabetes is de kans op wondjes aan de voeten groot. Elke wond kan ernstige gevolgen hebben. Hoe klein de wond ook is. De gevolgen zijn ernstiger als u:

  • al lange tijd diabetes heeft
  • wat ouder bent
  • problemen met de bloedsomloop heeft
  • pijn en warmte slecht voelt

Vaak beginnen probleem langzaam, zonder dat u het merkt. Het is daarom goed er zo snel mogelijk een gewoonte van te maken uw voeten goed te verzorgen.

De tien voetverzorgingsregels:

  1. Was uw voeten elke dag met handwarm water.
  2. Droog uw voeten heel goed af, vooral tussen de tenen.
  3. Knip uw nagels recht af om te voorkomen dat ze ingroeien.
  4. Houd de huid soepel met een zachte crème of olie.
  5. Trek elke dag schone, zachte sokken of kousen aan. Zorg dat ze niet te groot of te klein zijn.
  6. Houd uw voeten warm en droog. Draag bij voorkeur katoenen of wollen sokken en leren schoenen.
  7. Loop nooit op blote voeten. Niet binnen en niet buiten.
  8. Draag altijd schoenen die passen. Zorg dat er genoeg ruimte is voor de tenen.
  9. Controleer de binnenkant van uw schoenen elke dag om bijvoorbeeld scheurtjes of steentjes op te sporen. Zeker als het gevoel in de voeten minder is, voelt u een steentje vaak niet.
  10. Bekijk uw voeten regelmatig. Hou in de gaten of u veranderingen ziet.

Voor hulp bij het knippen van uw teennagels of het weghalen van eelt of likdoorns kunt u terecht bij een pedicure. Kijk voor een pedicure met een ‘diabetische voet’-aantekening. Voor de behandeling van drukplekken of een verkeerde stand van de voeten, kunt u terecht bij de podotherapeut. Twijfelt u of u iemand om advies moet vragen? Overleg dan met uw wijkverpleegkundige, diabetesverpleegkundige of de internist die u behandelt.

Wanneer contact opnemen

U mag bij vragen altijd contact opnemen. Doe dat in ieder geval bij het volgende:

Kapot materiaal

Is uw insulinepen of bloedglucosemeter kapot? Neem dan contact op met de diabetesverpleegkundige. Of in het weekend met de huisartsenpost of apotheek.

Voedingsadvies werkt niet goed

Sluit uw voedingsadvies niet aan bij wat u nodig heeft? Neem dan contact op met uw diëtist.

Insuline of tabletten nodig

Heeft u een recept voor insuline of tabletten nodig? Neem contact op met de arts die u behandelt. U kunt het recept ook via de huisarts krijgen.

Koorts en hoge bloedsuiker

Heeft u koorts en stijgt uw bloedsuikerwaarde (hoger dan 15 mmol per liter)? Neem contact op met uw arts of diabetesverpleegkundige.

Vragen over diabetes

Met uw vragen over diabetes kunt u terecht bij de diabetesverpleegkundige of diëtist.

Zorg dat u het volgende bij de hand heeft als u belt:

  • Uw insulinepen en bloedglucosemeter.
  • Uw persoonlijk voedingsadvies.
  • Het overzicht van uw waardes in uw smartphone of het diabetesdagboekje.
  • Uw agenda en uw afsprakenkaart.

Diabetesmateriaal

Als diabetespatiënt is het goed om te weten waar u de verschillende materialen kunt krijgen.

Medicijnen

Tabletten en insuline kunt u alleen via een recept bij uw apotheek krijgen. Medicijnen worden helemaal vergoed door uw ziektekostenverzekering.

Insulinepennen

De navulbare insulinepennen krijgt u van de diabetesverpleegkundige. Die bestelt ze bij een groothandel, zoals Mediq. De groothandel berekent de kosten door aan uw ziektekostenverzekeraar.

Hulpmiddelen

Onder diabeteshulpmiddelen verstaan we:

  • naalden voor de insulinepen
  • stripjes voor bloedglucosemeting
  • prikpen voor de vingerprik
  • lancetten voor de vingerprik
  • batterijen
  • naaldencontainer
  • dagboekje

Als u wordt behandeld met tabletten, moet u deze hulpmiddelen meestal zelf betalen. Als we u behandelen met insuline, vergoedt uw ziektekostenverzekering deze artikelen. U kunt de hulpmiddelen bestellen bij de apotheek of bij een groothandel in medische hulpmiddelen. Bij de groothandel kunt u uw bestelling telefonisch doorgeven. Zij leveren de spullen binnen 24 uur bij u thuis, zonder extra kosten. Om voor vergoeding in aanmerking te komen, moet u voor deze hulpmiddelen een recept of een aanvraag voor een machtiging inleveren of opsturen. Uw diabetesverpleegkundige helpt u hierbij en kan u eventueel adressen geven.

Bloedglucosemeters

Ziektekostenverzekeraars vergoeden alleen bloedglucosemeters als u behandeld wordt met insuline. U kunt samen met uw diabetesverpleegkundige uitzoeken welke meter voor u het meest geschikt is.