Eierstokkanker
Klachten
- Eierstokkanker geeft vaak pas laat klachten. Meestal zijn er zelfs helemaal geen klachten. Zeker niet in een vroeg stadium.
- Pas als de eierstok groter wordt of als vocht in de buikholte ontstaat, kunt u last krijgen. U kunt het gevoel krijgen dat uw buik steeds dikker wordt.
- U kunt vage maag- of darmklachten krijgen.
- Een enkele keer kan de eierstok om zijn eigen as draaien en zo opeens veel pijn geven.
- Soms verliest u onregelmatig bloed.
Oorzaken
Over het ontstaan van eierstokkanker is weinig bekend. Bij ongeveer een op de tien vrouwen met eierstokkanker speelt erfelijkheid een rol. Deze vrouwen hebben een gen dat samen kan gaan met een verhoogde kans op borstkanker (BRCA1- of BRCA2-gen).
Er zijn aanwijzingen dat het aantal eisprongen bij een vrouw iets zegt over de kans op eierstokkanker. Hoe minder eisprongen, hoe kleiner de kans op eierstokkanker. De ziekte komt vaker voor bij oudere vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 70 jaar.
Onderzoek
We kunnen verschillende onderzoeken doen als we denken dat u misschien eierstokkanker heeft:
- algemeen lichamelijk onderzoek
- gynaecologisch onderzoek
- echoscopie
- bloedonderzoek
- radiologisch onderzoek: CT-scan of MRI-scan
- bepalen waar de ziekte verder zit tijdens de operatie
- weefselonderzoek tijdens of na de operatie
Is er een vermoeden dat u eierstokkanker heeft? Dan onderzoekt de gynaecoloog eerst de buik en doet hij of zij gynaecologisch onderzoek. We maken daarna een echo van de eierstokken, eileiders en baarmoeder. Soms laat de gynaecoloog uitgebreid radiologisch onderzoek doen met een MRI- of CT-scan. Daarmee kunnen we uitzaaiingen in de buikholte opsporen.
Bloedonderzoek
Vaak doen we ook bloedonderzoek. Daarbij kijken we hoe gezond u bent, maar vooral naar zogenoemde tumormarkers. Dit zijn bepaalde eiwitten. Bij eierstokkanker kan de waarde van deze stoffen hoger zijn. De tumormarkers geven aan hoe actief of uitgebreid de kanker ongeveer is.
Tumormarker CA125
- bij acht van de tien vrouwen bij wie de kanker verder gevorderd is
- bij vier van de tien vrouwen bij wie de ziekte in een vroeg stadium zit
We kunnen CA125 tijdens en na de behandeling gebruiken om te volgen hoe het met de ziekte gaat.
De waarde van CA125 kan ook verhoogd zijn als er vleesbomen in de baarmoeder zitten. Of bij een ontsteking in de buikholte.
Ook de waarden van bepaalde hormonen kunnen zijn verhoogd bij eierstokkanker. Estradiol, inhibine of zwangerschapshormoon bijvoorbeeld. Komen eierstokkanker en borstkanker vaker voor in uw familie? Dan kan de arts voorstellen om te kijken of het BRCA1- of BRCA2-gen in uw bloed zit.
Behandeling
Eierstokkanker behandelen we met een operatie. Voor de verdere behandeling is het belangrijk om te weten in welk stadium de ziekte zit. Dat wil zeggen of en waar de ziekte zich uitgebreid heeft.
Stadium ziekte
- het kan doorgroeien in organen die in de buurt liggen
- cellen kunnen loslaten en in de buikholte terechtkomen
- door de lymfklieren
Zit de kanker alleen in een of in beide eierstokken en in het buikvocht? Dan noemen we dat een vroeg stadium. Is het al verdere gegroeid? Dan spreken we van een vergevorderd stadium.
Tijdens en na de operatie
- Als maar één eierstok is aangetast, is de behandeling klaar na de operatie.
- Is de kanker mogelijk uitgezaaid? Of denken we voor de operatie al dat dat zo is? Dan haalt de gynaecoloog de eierstokken en (zo mogelijk) de baarmoeder weg.
- Bij de operatie bekijken we alle gebieden in de buikholte waar eierstokkanker uitgezaaid is of kan zijn. Bijvoorbeeld in het vetschort in de buik, de lever, het middenrif en de lymfklieren.
- Van deze gebieden nemen we stukjes weefsel (biopten) weg voor microscopisch onderzoek. Ook het buikvocht onderzoeken we onder de microscoop.
Soms verwijzen we u voor deze uitgebreide operatie naar een academisch ziekenhuis. Ook komt de gynaecoloog uit zo’n ziekenhuis in ons eigen ziekenhuis mee opereren.
Zwanger worden
Zit de ziekte in een heel vroeg stadium en wilt u nog zwanger worden? Dan kan de gynaecoloog samen met u besluiten een gezonde eierstok te laten zitten. Bespreek dit met uw gynaecoloog.
Behandeling bij uitzaaiingen
- Bij duidelijke uitzaaiingen haalt de gynaecoloog de eierstokken, baarmoeder en het vetschort in de buik weg. En zoveel mogelijk uitzaaiingen. Soms is het nodig een deel van de darm weg te halen en een stoma aan te leggen.
- Na de operatie behandelen we u met chemotherapie. Chemotherapie bij eierstokkanker bestaat meestal uit zes kuren van verschillende medicijnen. Tussen de behandelingen zit ongeveer drie weken.
- We kunnen niet altijd al het kankerweefsel weghalen. De schade aan organen zou dan te groot worden.
- De volgorde van opereren en chemotherapie hangt af van uw persoonlijke situatie. Soms begint u met chemotherapie en opereren we u daarna. Het kan ook dat we na een deel van de chemokuren een tweede operatie doen.
- Uit onderzoek blijkt dat de combinatie van opereren en chemotherapie zorgt voor het beste resultaat.
Bijwerkingen en mogelijke problemen
Kort na de behandeling
- De operatie en chemotherapie zijn uitgebreide en ingrijpende behandelingen. Vaak zorgen die voor moeheid en klachten aan de maag of darmen. Welke klachten u heeft ligt ook aan hoe uitgebreid de operatie is geweest.
- Door het weghalen van de eierstokken komt u in de overgang. U kunt klachten krijgen die daarbij passen. Opvliegers bijvoorbeeld.
- Van chemotherapie wordt u vaak tijdelijke kaal. Het onderdrukt ook het beenmerg. Daardoor kunt u bloedarmoede krijgen en (tijdelijk) minder weerstand hebben tegen infecties.
Na langere tijd
- Na de behandeling zijn veel vrouwen moe.
- U moet nog lang onder controle blijven. Het herstel (lichamelijk en emotioneel) vraagt veel tijd.
- Door het verlies van uw baarmoeder en eierstokken kunt u zich anders voelen. Dit kan vooral voor veel verdriet zorgen als u graag een kindje had gewild.
- De vagina is na het weghalen van de eierstokken droger. Daardoor kan vrijen anders voelen. Bespreek dit met de huisarts of gynaecoloog.
- Was u voor de operatie nog niet in de overgang en niet ouder dan 43 jaar? Dan heeft u meer kans op botontkalking. De gynaecoloog bespreekt dat met u.
- De chemotherapie kan de zenuwen in uw vingers of voeten aantasten. U kunt prikkelingen of pijn in de vingers of voeten krijgen. Vaak gaat dit weg als de chemotherapie stopt. Soms blijft u deze klachten houden.
Kans op genezing
- Alleen als we de ziekte in een vroeg stadium behandelen, bestaat een goede kans op genezing.
- Als de ziekte verder gevorderd is, is de levensverwachting minder groot. Ongeveer 35 procent van de vrouwen die behandeld is in een verder gevorderd stadium, leeft na vijf jaar nog.
- Van vrouwen bij wie we alle zichtbare uitzaaiingen hebben kunnen weghalen, is na vijf jaar 60 tot 70 procent nog in leven.
- Als genezen niet kan, moet u verder leven met eierstokkanker. Bespreek met uw arts hoe u zo lang mogelijk een goed leven kunt hebben.
Controles
Het eerste jaar na de behandeling voor eierstokkanker komt u om de drie maanden voor controle bij uw gynaecoloog of radiotherapeut. De arts onderzoekt u en maakt soms een uitstrijkje. Vaak laat uw arts ook bloedonderzoek doen en soms ook een echo of scan maken. Na het tweede jaar doen we minder controles. Na vijf jaar doen we geen controles meer.
Praten over problemen
Het ontdekken van eierstokkanker en de behandeling zijn zwaar. Het kan veel van uw vragen en zorgen voor veel emoties. Praat over uw gevoelens en klachten met uw partner, familie, vrienden en arts. Ook gesprekken met lotgenoten kunnen helpen.