Erbse parese
Tijdens de geboorte kunnen de zenuwen die bij uw baby vanuit de nek naar de arm lopen, beschadigd raken. We spreken dan van Erbse parese. Hoe het herstel zal zijn, weten we de eerste weken niet. Tachtig tot negentig procent van de kinderen die het krijgt, herstelt helemaal.
De officiële naam van de aandoening is ‘obstetrische plexus brachialis laesie’. Meestal gebruiken we de naam Erbse parese, vernoemd naar neuroloog dr. Erb. Die beschreef deze aandoening voor het eerst.
Oorzaken
Erbse parese kan ontstaan bij:
- een moeilijke bevalling
- een moeilijke bevalling omdat de schouder klem zat
- een moeilijke stuitbevalling
Om te zorgen dat een kindje geen tekort aan zuurstof krijgt, moeten we soms snel handelen. Daardoor is Erbse parese niet altijd te voorkomen. De kans dat dit gebeurt is klein. Het komt voor bij één tot drie op de duizend kinderen die geboren worden.
Advies
- De eerste weken geven we de arm van uw baby rust. We wachten af wat spontaan herstelt.
- Voorkom dat de arm slap naar beneden hangt. Daardoor komt er veel rek op de schouder. Omdat de spieren rond de schouder zijn verlamd, kunnen ze de schouder niet goed beschermen.
- Voorkom bewegingen waardoor de zenuwen opnieuw oprekken. Houd hier rekening mee bij de dagelijkse verzorging. U krijgt hier uitleg over.
- Het is belangrijk de arm van uw baby de eerste weken aan te raken en te strelen. Uw kindje wordt zich dan meer bewust van de arm. De aanrakingen kunnen het gebruik van de arm zo verbeteren.
Behandeling
In het ziekenhuis komt de kinderfysiotherapeut bij u langs. Hij of zij laat zien hoe u uw kindje het beste kunt verzorgen en vasthouden. En hoe u de arm daarbij het beste kunt beschermen.
Adviezen voor de dagelijkse verzorging
De juiste houding van de arm
Houdingen die niet goed zijn
Voorkom de eerste weken een verkeerde houding:
- De hoek tussen de nek en de schouder mag niet groter worden dan 90 graden.
- Laat de arm niet naar achteren hangen en breng deze niet verder dan 90 graden naar voren of opzij.
- Trek uw kind niet aan de armen omhoog en til het niet onder de oksels op.
- Laat uw kind niet op de buik slapen.
Optillen en dragen
Til uw kind altijd met één hand onder de billen of tussen de benen en de andere hand rond de schouders en het hoofd. Bij het optillen is het prettig uw kind eerst een beetje naar de gezonde kant te draaien. Zo blijft het armpje op de buik liggen. U kunt het handje ook vasthouden met de hand die u om uw kinds schouder en hoofd houdt.
Wanneer u uw kind draagt met de arm tegen u aan, legt u het armpje op de borst van uw kind. Door uw kind tegen u aan te houden, houdt u het armpje met uw lichaam op zijn plaats. Stop bij het voeden niet de arm onder de oksel door naar achteren.
Wilt u uw kind dragen met de gezonde kant tegen u aan? Houd dan het armpje op de borst in de juiste positie. Als u uw kind rechtop tegen uw schouder draagt, ondersteunt u met één hand de billen. Met uw andere hand houdt u het armpje in de juiste positie.
Aan- en uitkleden
In bad gaan
Liggen
Voorkeur voor een houding
Strelen en knuffelen
Verdere behandeling
De eerste weken moet u dus voorzichtig doen. Daarna mag er meer en kunt u beginnen met oefenen. Hierover krijgt u adviezen van de kinderfysiotherapeut.
Na twee weken komt u terug in het ziekenhuis voor controle. Die afspraak is met de kinderarts en de kinderfysiotherapeut. Zij kijken hoe het met de gezondheid en met de arm van uw kind gaat. Is na een paar weken nog weinig of geen verbetering te zien in hoe de arm beweegt? Dan starten we met kinderfysiotherapie. De kinderarts verwijst u dan ook door naar het zogenoemde plexus-team in een academisch ziekenhuis.