Contrastecho met gel (GIS)
We kiezen voor een gel contrastecho als een gewone echo geen duidelijk beeld geeft van de problemen in de baarmoederholte. We doen deze echo bijvoorbeeld als u veel last van bloedverlies heeft of tussendoor bloed verliest. Maar ook bij problemen met de vruchtbaarheid of als u vaker een miskraam heeft gehad.
Voorbereiding
- U mag gewoon eten en drinken voor het onderzoek.
- U hoeft voor dit onderzoek geen volle blaas te hebben. Het liefst zelfs een lege blaas.
Naproxen nemen
De dag voor het onderzoek en op de dag van het onderzoek moet u naproxen innemen. U koopt naproxen bij de apotheek of drogist.
- Neem op de avond voor het onderzoek twee tabletten van 250 mg naproxen in.
- Neem op de dag van het onderzoek, twee uur voor het onderzoek, weer twee tabletten van 250 mg naproxen in.
Wanneer geen onderzoek
- We doen dit onderzoek niet als er een kans is dat u net bevrucht of zwanger bent. Daarom doen we het onderzoek het liefst binnen twee weken na het begin van de ongesteldheid.
- Gebruikt u de pil of bent u gesteriliseerd? Dan kunnen we het onderzoek op elk moment doen. Sommige artsen doen het onderzoek liever niet als u ongesteld bent.
- Na een ontsteking van de eileider is het meestal slim een paar maanden met het onderzoek te wachten.
SOA
Als u een seksueel overdraagbare aandoening (geslachtsziekte) heeft, kan na het onderzoek een ontsteking ontstaan. Bijvoorbeeld als u een chlamydiainfectie heeft. Kunt u zo’n infectie hebben opgelopen door onveilig vrijen? Laat het vooraf weten. De gynaecoloog kan dan eerst onderzoeken of u niet zo’n infectie heeft.
Onderzoek
- U komt op een speciale gynaecologische stoel liggen, met uw benen in beensteunen.
- De medewerker van de polikliniek of de gynaecoloog maakt eerst een echo via de vagina.
- De gynaecoloog plaatst een spreider in de vagina.
- De gynaecoloog ontsmet de baarmoedermond. Dan brengt hij of zij een dun slangetje (katheter) door de baarmoederhals in de baarmoederholte. De meeste vrouwen voelen hier bijna niets van.
- We halen de spreider weer weg.
- We maken opnieuw een echo via de vagina. Via het slangetje spuit de gynaecoloog gel in de baarmoeder. Het inspuiten van de gel kan soms een beetje voelen als lichte pijn bij een ongesteldheid. Maar de meeste vrouwen voelen niets.
- Op de monitor is te zien hoe de baarmoederholte zich met gel vult. U kunt zelf meekijken.
- De gel is op de echo zwart. Het weefsel in en rond de baarmoederholte is grijs. Zo kunnen we de vorm en inhoud van de baarmoederholte goed onderzoeken. Tijdens het onderzoek loopt soms gel langs het slangetje via de vagina weg.
Als slangetje inbrengen niet lukt
Soms is het moeilijk het slangetje in de baarmoeder te brengen omdat de baarmoedermond erg nauw is. Dit gebeurt heel soms bij vrouwen die geen kinderen hebben gehad. Of bij vrouwen die een ingreep of operatie van de baarmoedermond hebben gehad. De gynaecoloog kan dan proberen de baarmoedermond voorzichtig op te rekken. Als dat nodig is met een plaatselijke verdoving.
Als de baarmoederholte niet goed te zien is
Bij een te wijde opening van de baarmoedermond loopt de gel te snel uit de baarmoederholte weg. We krijgen dan geen goed beeld op de monitor. Lukt het onderzoek niet of krijgen we niet genoeg informatie? Dan adviseert de gynaecoloog vaak een kijkoperatie in de baarmoeder.
Na het onderzoek
Na het onderzoek kan er nog wat gel uit uw vagina lopen. Dat kan een beetje bloederig zijn. Dit kan geen kwaad. U kunt maandverband gebruiken om het op te vangen.
Uitslag en vervolg
De gynaecoloog bespreekt wat de uitslag van het onderzoek is. En welke onderzoeken of behandelingen eventueel zullen volgen.
Mogelijke problemen
De kans op problemen bij dit onderzoek is erg klein. Heel soms ontstaat een ontsteking. Dat kan gebeuren als bacteriën die normaal in de vagina aanwezig zijn bij het onderzoek de baarmoeder binnendringen. De kans op een ontsteking is groter als u besmet bent met een seksueel overdraagbare aandoening (geslachtsziekte).
Deze tekst is tot stand gekomen met dank aan de Nederlandsen Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG).