Hartfalen

Hartfalen

Bij hartfalen kan het hart het bloed minder goed wegpompen. Daardoor krijgen organen en spieren niet genoeg zuurstof en voedingsstoffen. De bloedvaten raken vol en er lekt vocht uit. Dit gebeurt vooral naar de longen, buik, benen en enkels.

 

Klachten

Klachten bij hartfalen zijn per persoon anders. De klachten die het meest voorkomen, zijn bij vrouwen en mannen hetzelfde.

Langzaam achteruit

Bij hartfalen gaat het hart meestal langzaam achteruit. In het begin merkt u hier weinig van. Later krijgt u klachten. Vaak eerst alleen bij inspanning, later ook in rust. Welke klachten u heeft, ligt aan hoe erg het hartfalen is. De ene dag kunt u uzelf fitter voelen dan de andere dag.

  • kortademig: u bent sneller buiten adem, bijvoorbeeld als u de trap oploopt of naar de trein rent.
  • sneller moe: u bent sneller moe dan een paar maanden eerder of als u het vergelijkt met andere mensen van uw leeftijd.
  • dikke enkels: dit merkt u bij het uittrekken van uw sok.

Andere klachten bij hartfalen

  • u wordt vergeetachtig
  • minder goede concentratie
  • koude handen en voeten
  • slecht slapen
  • vaker moeten plassen ’s nachts
  • aanvallen van ademnood en hoesten, vooral bij (plat)liggen
  • langzaam herstel na inspanning

Hoe het verder loopt met hartfalen, is niet goed te voorspellen. In de laatste fase nemen de lichamelijke klachten vaak toe en worden alle activiteiten moeilijk.

Bij ernstige klachten

Hartfalen kan plotseling erger worden. In korte tijd hoopt vocht zich op in de longen. U krijgt het ineens erg benauwd en wordt kortademig. Soms hoort u een piepende ademhaling. De klachten gaan niet over en worden vaak erger als u gaat liggen. Bel direct 112 als u erg kortademig bent en als dit niet overgaat. U heeft dan snel een behandeling nodig in het ziekenhuis.

Oorzaken

Een gezond hart pompt 50 tot 70% van het bloed in de linkerkamer weg. Bij hartfalen kan het hart niet goed samenknijpen of niet goed ontspannen. Of beide niet meer. Het hart pompt daardoor niet genoeg bloed rond. Hartfalen is er in verschillende vormen:

  • Hartspier knijpt minder goed. Bij deze vorm van hartfalen heeft het hart minder spierkracht. Elke hartslag pompt de linkerkamer 40% of minder van het bloed weg. De hartspier is vergroot, dunner en slapper dan normaal. Het hart vult zich goed met bloed, maar knijpt minder goed.
  • Hartfalen met licht verminderde knijpkracht. Bij deze vorm van hartfalen heeft het hart iets minder spierkracht dan normaal. Elke hartslag pompt de linkerkamer 41% tot en met 49% van het bloed weg.
  • Hartfalen door een stijve hartspier. Bij deze vorm van hartfalen is de hartspier dikker en stijver. Het hart knijpt wel goed, maar kan zich niet goed ontspannen. Het hart vult zich minder goed met bloed. Het pompt per hartslag minder bloed uit.

Meestal ontstaat hartfalen na één of meer hartinfarcten. Dat ligt aan de plek van het infarct en hoe erg dat was. Een hartinfarct beschadigt de hartspier en zorgt voor een litteken. Op de plek van het litteken trekt het hart niet meer samen. Hierdoor pompt het hart minder goed en kan hartfalen ontstaan. Ook als u heel lang een hoge bloeddruk heeft, werkt uw hart na een tijd minder goed. Verder kunnen (hart)ziekten zorgen voor hartfalen.

Onderzoek

Vocht vasthouden, kortademig en vermoeid zijn kunnen wijzen op hartfalen. Maar deze klachten komen ook voor bij andere ziekten. Hoe weet een arts zeker dat het hartfalen is?

Luisteren en meten

U vertelt uw arts welke klachten u heeft. Bij ongewone vermoeidheid, kortademigheid of vochtophoping kan de arts aan hartfalen denken. De arts controleert uw bloeddruk, hartritme en gewicht. Ook luistert hij of zij naar uw longen en het hart.

Bloedonderzoek

Bij hartfalen zijn de waardes van bepaalde stofjes verhoogd (BNP en NT pro-BNP). Deze stofjes komen vrij als de hartspier lang onder hoge druk staat.

De klachten bij hartfalen zijn niet heel specifiek. Ze komen ook voor bij andere ziekten. Soms komen we er met bloedonderzoek achter dat uw hart in orde is, maar dat u bijvoorbeeld bloedarmoede heeft. Of problemen met uw schildklier of nieren.

Hartfilmpje (ECG)

Op een hartfilmpje (ECG) ziet een arts of er afwijkingen zijn in uw hartritme en of u eerder een hartinfarct heeft gehad. Een afwijking op het hartfilmpje kan wijzen op hartfalen.

Echo

Heeft u de onderzoeken gehad die hiervoor genoemd zijn en lijkt u inderdaad last van hartfalen te hebben? Dan krijgt u een echo van het hart. Een echo geeft informatie over de werking en knijpkracht van het hart. Hiermee kan de arts zien of het inderdaad om hartfalen gaat en hoe het hart er aan toe is. Meestal geeft een echo via de borstkas genoeg informatie. Anders kan een echo via de slokdarm nodig zijn.

Knijpkracht bepalen

Bij hartfalen kan de knijpkracht van uw hart afnemen. Daarvoor meten we hoeveel bloed de linkerhartkamer bij elke hartslag uitpompt. Dit noemen we de ejectiefractie.

  • bij 50% of hoger is de knijpkracht normaal
  • tussen de 40 en 49% is de knijpkracht licht verminderd
  • bij minder dan 40% is de knijpkracht duidelijk verminderd

De knijpkracht wordt niet altijd minder bij hartfalen. Bij hartfalen door een stijve hartspier ontspant het hart niet goed. De knijpkracht blijft dan goed. Het is dan lastiger om hartfalen vast te stellen. De arts bepaalt dan wel de ejectiefractie. Dit is handig om de pompfunctie in de gaten te houden.

Meer onderzoek

Als het duidelijk is dat u hartfalen heeft, is soms meer onderzoek nodig om te kijken hoe dat komt. U kunt dan bijvoorbeeld deze onderzoeken krijgen:

  • röntgenfoto van hart en longen: aan de vorm en grootte van het hart is te zien hoe erg het hartfalen is. Door de foto kan de arts ook bepalen of u geen problemen met de longen heeft.
  • inspanningstest (fietstest): onderzoek of het hart zich goed kan inspannen
  • hartkatheterisatie: vernauwingen in de kransslagaders opsporen
  • MRI: verschillende delen van het hart goed in beeld brengen
  • scan met isotopen: radioactieve deeltjes (isotopen) geven informatie over de activiteit en doorbloeding van het hart
  • CT-scan: bepalen of een hartkamer verdikt of verwijd is, of er vernauwingen in de kransslagaders zijn of ontstekingen van de hartspier

Behandeling

Bij hartfalen krijgt u meestal medicijnen en adviezen om gezond te leven. Hierdoor hoeft het hart minder hard te werken en worden de klachten minder. Soms kunnen we iets doen aan wat zorgt voor het hartfalen of is een speciale behandeling mogelijk.

Medicijnen

Bij hartfalen met verminderde knijpkracht

Vier soorten medicijnen vormen samen de basis voor de behandeling van hartfalen met verminderde knijpkracht:

  • ACE-remmer of ARNI: een ACE-remmer is een bloeddrukverlager en een ARNI is een combinatie van een bloeddrukverlager en een medicijn dat het hart ondersteunt
  • Bètablokker: medicijn dat uw hartslag en de bloeddruk verlaagt
  • MRA: medicijn dat het hart beschermt tegen het vormen van littekens
  • SGLT2-remmer: medicijn dat afvoer van vocht met natrium en glucose bevordert en daardoor hart en nieren beschermt

Deze medicijnen lijken ook vaak te helpen bij hartfalen met licht verminderde knijpkracht.

Bij hartfalen met een stijve hartspier

Bij deze vorm van hartfalen is minder duidelijk welke medicijnen goed werken. Hier wordt veel onderzoek naar gedaan. SGLT2-remmers lijken ook goed te werken bij deze vorm van hartfalen.

Heel belangrijk is onderliggende hartziekten te behandelen. Bijvoorbeeld een hartspierziekte. Daarnaast krijgt u medicijnen voor problemen waar u verder mee te maken kunt krijgen, zoals een hoge bloeddruk. Als u te veel vocht vasthoudt, kunt u plasmiddelen krijgen. Plasmiddelen kunnen ook zorgen voor minder benauwdheid.

Als de medicijnen niet genoeg helpen

Soms helpen de medicijnen niet genoeg. Uw arts zoekt naar combinaties van medicijnen die bij u beter werken:

  • Als u een ACE-remmer of ARNI niet goed verdraagt, kunt u het advies krijgen om over te stappen op een ander soort bloeddrukverlager (angiotensine receptorblokker, ARB).
  • Als uw hartslag met deze medicijnen nog te hoog blijft, kan het medicijn ivabradine soms helpen.
  • Hebben de gebruikelijke medicijnen niet het gewenste effect? Dan krijgen patiënten die last hebben van boezemfibrilleren soms digoxine.
  • Als u een ijzertekort heeft, krijgt u via een infuus ijzer.

Combinatie met andere medicijnen

Sommige medicijnen kunnen hartfalen erger maken. Slikt u naast de medicijnen voor hartfalen andere medicijnen? Vertel dit altijd aan de cardioloog.

Let bijvoorbeeld op bij pijn en ontstekingen. Gebruik geen ontstekingsremmers, zoals ibuprofen en diclofenac. Die kunnen het hartfalen erger maken. Paracetamol mag wel. Overleg met uw arts als dat niet genoeg helpt.

Hulpmiddelen bij medicijnen

Verschillende hulpmiddelen kunnen u helpen uw medicijnen op een goede manier in te nemen. Vraag bij de apotheek of arts eens naar:

  • een verdeeldoos voor de medicijnen
  • een medicijnenpaspoort
  • tips voor handige apps om uw medicijnen niet te vergeten

Andere behandelingen

Gezond leven

De kans dat de behandeling helpt, is groter als u gezond leeft. Rook niet, beweeg genoeg, eet gezond en leer goed omgaan met spanningen. Bij hartfalen krijgt u vaak ook het advies om minder vocht en zout per dag te nemen. Hierdoor hoeft uw hart minder hard te werken. Op de website van de Hartstichting staan meer tips over een gezonde manier van leven. 

Speciale ICD of pacemaker

Bij sommige mensen met hartfalen trekken de hartkamers niet meer tegelijk samen. Een speciale pacemaker of ICD kan dan helpen. Deze behandeling heet cardiale resynchronisatietherapie (CRT).

Medische ingreep

Vaak zorgt een andere hartziekte of aandoening voor het hartfalen. We kunnen die dan behandelen om te zorgen dat u minder last heeft van uw klachten. En om te zorgen dat het hartfalen niet erger wordt. Denk aan:

  • medicijnen bij hoge bloeddruk
  • bypassoperatie of een dotter- en stentbehandeling als de kransslagaders erg vernauwd zijn
  • hartklepoperatie
  • medicijnen voor hartritmestoornissen

Soms ontstaan door hartfalen gevaarlijke hartritmestoornissen. Een ICD kan ingrijpen als die zich voordoen. U kunt een ICD krijgen als u al eens een hartstilstand heeft gehad of veel last heeft van ritmestoornissen.

Steunhart of harttransplantatie

Een steunhart is meestal een overbrugging naar een harttransplantatie. Het is een soort pomp die het hart ondersteunt. Soms is een harttransplantatie de enige oplossing. U krijgt dan een donorhart. Dit gebeurt niet zomaar. Voor die tijd volgt u een uitgebreide procedure. Voor donorharten is er een wachtlijst.

Controle en advies

Hartfalen is een chronische ziekte. U staat onder behandeling van een cardioloog of verpleegkundig specialist. Voor controle en advies gaat u naar de Hartfalenpoli. U krijgt informatie, voorlichting en uitleg over alle onderwerpen waar u met hartfalen mee te maken krijgt. Een verpleegkundig specialist begeleidt u.

Deze informatie is tot stand gekomen met dank aan de Hartstichting. Kijk voor de meest actuele informatie over hartfalen op de website van de Hartstichting.

Contact