ICD-drager

wat u moet weten

Wat u als ICD-drager moet weten

U bent onder behandeling bij een cardioloog omdat u een verhoogde kans heeft om levensbedreigende hartritmestoornissen te ontwikkelen. Het kan zijn dat u deze al heeft. Misschien heeft u in het verleden zelfs al eens een hartstilstand gehad. Niet alle hartritmestoornissen zijn goed te behandelen met alleen medicijnen. Daarom is het advies van uw cardioloog om een ICD te laten implanteren. ICD staat voor inwendige cardioverter defibrillator.

Een ICD is een apparaat dat  hartritmestoornissen herkent en daarop reageert met het doel de hartritmestoornis te stoppen. De implantatie van de ICD gebeurt in het Flevoziekenhuis, de voor- en nazorg in Tergooi MC.

Het hart

Werking van het hart

  • Het hart is een holle spier zo groot als een flinke vuist. Het hart pompt het bloed rond in het lichaam doordat de hartspier samentrekt. Het hart bestaat uit een linker- en rechterharthelft. Deze harthelften bestaan op hun beurt weer in de bovenkant  (boezems) en onderkant (kamers).
  • De rechterhelft van het hart pompt het bloed langs de longen. Daar wordt zuurstof in het bloed opgenomen. De linkerhelft van het hart pompt het bloed door het lichaam. Zo komt de zuurstof bij alle cellen.
  • Het hart heeft een eigen elektrisch systeem dat de hartfrequentie regelt. Een gezond hart slaat heel regelmatig: in rust 50 tot 80 keer per minuut. Op één dag is dit ongeveer 100.000 maal. De hartspier trekt samen door elektrische signaaltjes die ontstaan in een groepje hartcellen boven in de rechterboezem. Dit noemen we de sinusknoop.
  • Deze sinusknoop kunnen we zien als de natuurlijke pacemaker van het hart. De sinusknoop geeft regelmatig zwakke elektrische impulsen af die zich via de AV-knoop verplaatsen naar de rest van het hart. De AV-knoop is een soort tussenstation tussen de boezems en de kamers. Dit zorgt voor een gelijkmatig hartritme, waarbij eerst de boezems en daarna de kamers samentrekken.
  • Op een hartfilmpje zien we hoe het geleidingssysteem functioneert. De medische term voor een hartfilmpje is een eletrocardiogram (ECG).
  • Het hart kan, afhankelijk van de behoefte, langzamer of sneller kloppen. Tijdens lichamelijke activiteit of opwinding kan de hartslag oplopen naar meer dan 140 slagen per minuut. De sinusknoop regelt dit.

Hoe ontstaan hartritmestoornissen?

  • Bijna iedereen heeft zijn hart wel eens voelen overslaan. Bijvoorbeeld bij spanningen of na een kop sterke koffie. Af en toe een hartoverslag (extrasystole) is bij een gezond hart ongevaarlijk. Een hartoverslag ontstaat als een ander stukje van de hartspier ook als sinusknoop gaat functioneren. Vaak blijft het bij een aantal extra slagen en neemt de sinusknoop het ritme weer over.
  • Bij mensen met een vergroot, beschadigd of abnormaal hart kunnen sommige hartoverslagen wel gevaarlijk zijn. Met levensbedreigende hartritmestoornissen tot gevolg. Hartritmes van 150 tot 200 slagen per minuut zijn dan geen uitzondering. In de cardiologie spreekt men dan van een tachycardie. Dit is een te snel hartritme.
  • Dit is vooral gevaarlijk als de elektrische impulsen uit de hartkamers komen. Dit snelle hartritme vanuit de kamers noemen we ventriculaire tachycardie (VT). Dit gaat meestal gepaard met duizeligheid, slapte en soms flauwvallen.
  • Als de hartfrequentie nog verder oploopt, kan een tachycardie overgaan in kamerfibrilleren. Dit noemen we ventrikelfibrilleren (VF).
  • Soms ontstaat VF spontaan. Dan is de elektrische geleiding van het hart totaal chaotisch. De kamers (ventrikels) van het hart die verantwoordelijk zijn voor het rondpompen van het bloed door het lichaam, gaan dan trillen (fibrilleren) in plaats van samenknijpen. Het hart pompt dan niet langer meer bloed door het lichaam. De bloedcirculatie komt tot stilstand. Hierdoor komen de vitale organen, zoals hersenen, nieren, lever en de hartspier zelf, in zuurstofnood. Dit is een levensbedreigende situatie die snel verholpen moet worden.

Welke behandeling is mogelijk?

  • De enige doeltreffende eerste hulp bij ventrikelfibrilleren is het toepassen van elektrische shocks. Dit heet defibrillatie en houdt in dat we een hoeveelheid stroom door het hart sturen om de elektrische chaos in het hart weer op orde te brengen. Het hart kan daarna weer in een normaal ritme gaan kloppen.
  • Defibrillatie kan verricht van buitenaf en van binnenuit. Dus van buitenaf met paddels op de borst en van binnenuit met een ICD die we geimplanteerd hebben.
  • Naast een te snelle hartslag (tachycardie) kan ook een te trage hartslag (bradycardie) een gevaar vormen. U kunt dan moe zijn, duizelig worden of flauwvallen. Door de trage hartslag is de bloedtoevoer naar de hersenen onvoldoende. In een ziek hart kan een bradycardie omslaan in een levensgevaarlijke tachycardie. Een pacemaker zorgt er dan voor dat het hartritme niet te traag wordt. Daarom werkt een ICD standaard ook als een pacemaker. Medicijnen kunnen hartritmestoornissen niet in alle gevallen voorkomen. Een ICD is uiteindelijk de enige zekere oplossing voor het behandelen van ernstige, levensbedreigende hartritmestoornissen.

Wie komt er in aanmerking voor een ICD?

De ICD is van belang voor patiënten die een verhoogd risico hebben op een plotselinge dood door hartstilstand. Bepaalde risicogroepen krijgen van de cardioloog het advies om een ICD te laten implanteren. Daartoe behoren onder meer:

  • mensen die een eerdere hartstilstand (kamerfibrilleren) hebben overleefd, dankzij succesvolle reanimatie;
  • mensen met een ernstig verminderde hartfunctie;
  • mensen met een aangeboren (elektrische) hartafwijking, bijvoorbeeld Brugada-syndroom of lang QT-syndroom;
  • mensen met bewezen hartritmestoornissen.

Hoe werkt de ICD?

  • Een ICD is een apparaat dat hartritmestoornissen herkent en daarop reageert om de hartritmestoornis te stoppen.
  • Het ICD-systeem bestaat uit twee delen: de ICD (het ‘kastje’) en de elektroden (de ‘draden’) die voor de signalen van en naar het hart zorgen.
  • De ICD weegt circa 100 gram en heeft afgevlakte ronde vormen. Het omhulsel is gemaakt van titanium.
  • De ICD is aangesloten op de elektrode die naar de rechterkamer van het hart loopt. Daarnaast is het ook mogelijk elektroden naar de rechterboezem en naar de linkerhartkamer te leiden.
  • De ICD is in staat om via de elektrode(n) in de hartkamers het hartritme continu te bewaken en kan zo nodig ingrijpen bij een ritmestoornis. Al deze gegevens worden opgeslagen en bewaard. De ICD-technicus of ICD-cardioloog kan tijdens een controle deze gegevens opvragen met behulp van een programmeerapparaat. De ICD registreert namelijk hoeveel en welke therapieën zijn afgegeven op welk tijdstip en slaat deze gegevens op in het interne geheugen.
  • De ICD bewaakt uw hartritme dag en nacht. Dagelijks voert de ICD een controle uit om te testen of de elektroden goed functioneren en of de batterij nog genoeg vermogen heeft. U voelt hier niets van.

Anti-Tachycardie Pacing (ATP)

De ICD registreert continu het hartritme. Als de hartslag boven een bepaalde grens komt, kijkt de ICD eerst wat de oorzaak is van deze snelle hartslag. Bij een ‘normaal’ snelle hartslag door bijvoorbeeld inspanning doet de ICD niets. Als de oorzaak van het snelle hartritme een ritmestoornis is die uit de hartkamer komt, probeert de ICD dit te corrigeren. Dit doet de ICD door snelle elektrische pulsjes (ATP) af te geven. Hier voelt u niets van. Deze therapie kan een aantal keren worden herhaald met het doel de ritmestoornis te stoppen. Als dit lukt, hoeft er geen shock te worden gegeven. Is de ATP niet succesvol wordt alsnog een schok afgegeven.

Defibrillatie

Als de ICD een levensbedreigende hartritmestoornis waarneemt (ventrikelfibrilleren), geeft de ICD één of meer sterke stroomstoten af om de hartslag weer normaal te krijgen. Als sprake is van ventrikelfibrilleren is zijn de snelle elektrische impulsjes (ATP) niet effectief en is minstens één stevige stroomstoot nodig.

Pacemakerfunctie

De ICD heeft een ingebouwde pacemakerfunctie. Als de eigen hartslag onder een bepaalde grens wil gaan, kan deze in werking treden. De pacemakerfunctie kan ook gebruikt worden na een shock. Het hart kan dan enkele seconden nodig hebben om weer op gang te komen. De ICD kan de hartspier en daarmee de bloedsomloop ondersteunen door het afgeven van impulsen. De ICD werkt dan als een pacemaker. Deze functie stopt als het eigen hartritme weer op gang is gekomen.

Biventriculaire ICD

  • Patiënten met hartfalen waarbij de beide hartkamers niet tegelijkertijd (synchroon) meer samentrekken, kunnen in aanmerking komen voor een biventriculaire ICD. Een biventriculaire ICD kan elektrische prikkels afgeven aan de rechterboezem, aan de rechterkamer en aan de linkerkamer. We moeten dan een elektrode bij de linkerkant van het hart plaatsen. Door zowel de linker- als de rechterkamer tegelijk te stimuleren, kan het hart tegelijkertijd samentrekken. Ook de samenwerking tussen kamers en boezem kunnen we met deze therapie verbeteren. Meestal kan het hart na implantatie van een biventriculaire ICD effectiever pompen en verbetert het vermogen om inspanning te leveren.
  • Niet iedereen met hartfalen en aanhoudende klachten komt in aanmerking voor een biventriculaire ICD. Uw cardioloog, de ICD- of hartfalenverpleegkundige kan u hierover meer uitleg geven.
  • Het is ook mogelijk om een biventriculaire pacemaker te implanteren zonder ICD-functie.

Subcutane ICD (S-ICD)

  • Een subcutane ICD is een ICD die we aan de linkerzijkant van de borstkas onder de huid plaatsen. De draad loopt vanaf de subcutane ICD volledig onder de huid over het borstbeen. Dit in tegenstelling tot de ‘standaard’ (transveneuze) ICD die we onder het sleutelbeen plaatsen en waarbij de draad via het bloedvat in het hart zit. Via de subcutane ICD-draad kunnen we het hartritme continu controleren en kan zo nodig een schok worden afgegeven. Voordeel van een subcutaan ICD-systeem is dat de kans op problemen met de ICD-draad, zoals verplaatsing of slijtage, heel klein is omdat deze vast onder de huid ligt.
  • Als we de draad moeten verwijderen, bijvoorbeeld omdat er een infectie is, is dat een veilige en vrij eenvoudige ingreep. Omdat de draad geen contact maakt met het hart kan hij bij een te traag hartritme niet functioneren als pacemaker. Ook kan deze ICD geen Anti Tachycardie Pacing (ATP) afgeven.
  • Het kastje van de subcutane ICD is groter dan de standaard-ICD.
  • De ICD-cardioloog bepaalt waar u voor in aanmerking komt.

.

Implantatie van ICD in het Flevoziekenhuis

De periode voor de implantatie

U wordt één dag van tevoren of op de dag van de ingreep opgenomen op afdeling Cardiologie van het Flevoziekenhuis. De verpleegkundige informeert u over het verloop van de opname.

Voorafgaande aan de ICD-implantatie treffen we de volgende voorbereidingen:

  • ECG (hartfilmpje) op de dag van opname.
  • Bloedonderzoek zo nodig.
  • Meten van bloeddruk, pols, temperatuur, lengte en gewicht.

Nuchter zijn

  • Afhankelijk van het tijdstip wanneer de ingreep plaatsvindt, mag u niets meer eten of drinken.
  • Als de ingreep in de ochtend plaatsvindt, mag u niets meer eten of drinken vanaf middernacht (0:00 uur).
  • Als de ingreep s ’middags plaatsvindt, mag u nog een licht ontbijt gebruiken bestaande uit thee met een beschuitje.
  • Een verpleegkundige brengt een infuusnaaldje in aan de zijde waar we de ICD implanteren.

.

Medicatie

  • Bloedverdunners: Ascal, Plavix, acetylsalicylzuur, carbasalaatcalcium of Aspirine hoeven niet te worden gestopt.
  • Acenocoumarol/fenprocoumon/DOAC stopt u in overleg met uw cardioloog.
  • Diabetesmedicatie: als de ingreep in de ochtend plaatsvindt en u nuchter moet zijn, neem dan geen diabetesmedicijnen en spuit geen insuline. Bij een procedure in de middag kunt u uw pillen gewoon innemen, maar spuit de helft van uw gebruikelijke insulinedosering.
  • Diuretica (plasmedicatie) kunt u innemen na de implantatie van de ICD.
  • Overige medicatie kunt u gewoon blijven gebruiken, tenzij de specialist anders met u heeft besproken.

Implantatie ICD

  • Als voorbereiding op de implantatie leggen we alle benodigdheden steriel klaar. Ook dekken we u toe met een steriel laken. Dit laken hangt voor uw gezicht. Deze voorbereidingen duren ongeveer 20 minuten.
  • De plaats waar we de ICD inbrengen verdoven we. U bent volledig bij kennis als we de ICD plaatsen.
  • Door toegangsbuisjes in de ader onder het sleutelbeen in te brengen, kunnen we de elektrode(n) naar het hart schuiven. Daar zoeken we naar de meest geschikte plek om de elektrode(n) vast te leggen.
  • U voelt soms wat overslagen van het hart.
  • De ingreep doen we met behulp van röntgendoorlichting.
  • Daarna maken we de ‘pocket’, dit is de ruimte onder de huid waar de ICD in komt te liggen. Het maken van de pocket kan voor u mogelijk wat vervelend aanvoelen.
  • De elektrode(n) sluiten we aan op de ICD en we hechten de wond. Op indicatie testen we de schokfunctie van de ICD. U krijgt dan een roesje. Als u slaapt wekken we een hartritmestoornis op en kijken dan of de ICD deze goed herkent. De ICD stopt dan met een shock de ritmestoornis.
  • Krijgt u een biventriculaire ICD? Dan kan de ingreep langer duren. Dit komt omdat het plaatsen van de elektrode naar de buitenkant van de linkerhartkamer complexer is.
  • Tijdens de ingreep vertellen we u wat we doen en informeren we u hoe het  gaat.

Risico’s en complicaties

Net als elke andere chirurgische ingreep brengt het implanteren van een ICD risico’s met zich mee. Complicaties komen weinig voor, maar we noemen ze hieronder voor de volledigheid:

  • Bloeding in de pocket: goed te behandelen met een drukverband en koeling.
  • Klaplong (pneumothorax): er is een kleine kans dat we een longtop raken bij het aanprikken van het bloedvat onder het sleutelbeen. Dit kunnen we goed behandelen. U zult dan we wat langer in het ziekenhuis moeten blijven.
  • Tamponade: zeer zelden kan perforatie van de hartwand ontstaan. Dit kan in een bloeding in het hartzakje tot gevolg hebben. Dit bloed verwijderen we dan met een drain.
  • Infectie: om dit te voorkomen, werken wij onder zeer steriele omstandigheden. Ook dienen we u vlak voor de ingreep antibiotica toe via een infuus.
  • Verplaatsing van de elektrode (dislocatie): als de draad zich niet goed vasthecht aan zijn omgeving kan deze los komen te liggen en zich verplaatsen. De draad plaatsen we dan opnieuw.
  • Na de ICD-implantatie plaatsen we een drukverband op de wond om nabloeden te voorkomen.
  • Zodra u zich goed voelt, mag u weer eten en drinken.
  • Na de implantatie houdt u vier uur bedrust.
  • Gebruik zoveel mogelijk uw andere arm. Let op dat de elleboog van de arm aan de kant van de ICD niet boven schouderniveau komt.
  • We maken een röntgenfoto van hart en longen (x-thorax) om te controleren of de elektrode(n) van de ICD goed liggen. Ook controleren we dan of geen klaplong is ontstaan.
  • De dag na de implantatie komt de technicus met meetapparatuur langs en kijkt of de elektrode(n) nog goed liggen en of de ICD goed is ingesteld.
  • De verpleegkundigen op de afdeling voeren regelmatig controles uit, zoals het meten van de temperatuur, polsslag en bloeddruk. Ook houden we tot de volgende ochtend uw hartritme in de gaten.
  • Als de wond pijnlijk is kunt u de verpleegkundige om pijnbestrijding vragen.
  • Bij ontslag maakt de afdeling voor u de benodigde controleafspraken.

Na de implantatie

  • De eerste afspraak krijgt u bij de pacemakertechnicus voor wondcontrole.
  • De tweede afspraak na implantatie meten we ook de ICD door. Dit heeft onder andere te maken met het aanvragen van het nieuwe rijbewijs (zie hieronder). Soms kunnen we de eerste twee afspraken combineren.
  • Als u bloedverdunners gebruikt van de trombosedienst, krijgt u de dosering mee voor de eerste dagen. U krijgt dan een formulier mee met informatie voor de trombosedienst.
  • U mag direct na de ingreep niet zelf autorijden.
  • Wij raden u aan tot de eerste wondcontrole niet te fietsen en onverhoedse draaibewegingen met de armen te vermijden.
  • Het Flevoziekenhuis stuurt een ontslagbrief met uw medische gegevens over de ICD-implantatie naar uw huisarts en zo nodig naar  ziekenhuis dat u doorverwezen heeft.

Aandachtspunten voor thuis

Leefregels voor eerste vier tot zes weken

We willen dat de wond zo goed mogelijk geneest. Houd u daarom de eerste vier tot zes weken aan de volgende leefregels:

  • Vermijd zoveel mogelijk het bewegen van de ICD in de pocket door uw arm niet achter uw lichaam te bewegen. Als u bijvoorbeeld uw jas aantrekt: eerst de arm aan de kant van de ICD en dan pas de andere arm.
  • De arm aan de kant van de ICD mag u bewegen maar niet boven schouderhoogte uit laten komen. Vermijd rekken, strekken, ronddraaiende bewegingen boven schouderhoogte, tillen, druk uitoefenen en dergelijke. De onderarm mag u vrij bewegen.
  • Draag geen zware voorwerpen en verricht geen zware lichamelijke arbeid. Ga dus geen ramen lappen, muren verven of met zware vuilniszakken sjouwen. Vermijd activiteiten die een zaagbeweging van uw schouder vragen, zoals stofzuigen en dweilen.
  • Vermijd knellende kleding. Deze kunnen de wond irriteren en de schouder belasten.
  • Beweeg de schouder wel, anders kan het gewricht gaan ‘vastzitten’ (frozen shoulder).
  • Ga de eerste zes weken niet zwemmen.
  • Last van zwelling, roodheid, vocht- of bloedverlies uit de wond? Bel dan naar de polikliniek van de cardiologie. Meld u zich in het weekend op de afdeling Spoedeisende Hulp. Dus niet bij de huisartsenpost. Dit geldt ook bij pijn, koorts (boven de 38º Celsius) en wijkende wondranden.
  • De hechtingen zijn oplosbaar en verdwijnen vanzelf.
  • Laat de wondpleister twee dagen zitten. Vervang daarna deze pleister door een nieuwe wondpleister. Laat ook die twee dagen zitten. Op de vierde dag na de implantatie mag de pleister eraf. Met de speciale wondpleister mag u gewoon douchen. Soms is de wond gelijmd. Ook dan mag u gelijk douchen.
  • Haren wassen onder de douche kort na de implantatie raden we af. Let op dat u de eerste vier weken bij het wassen van de haren de arm aan de zijde van de implantatie niet te hoog beweegt.
  • Veel ICD-dragers voelen zich na de implantatie veiliger en zekerder dan in de periode daarvoor. Andere kunnen niet wennen aan een vreemd voorwerp in hun lichaam en vinden het moeilijk daarop te vertrouwen. Gun het wat tijd en praat er eventueel over met de medewerkers van de ICD-team. De ICD verpleegkundige is bereikbaar tijdens kantooruren.

Controles

  • De wondcontrole doen we zeven tot tien dagen na de implantatie.
  • De eerste ICD-controle op de poli is twee weken of twee maanden na de implantatie. De technicus bekijkt de gegevens die de ICD heeft opgeslagen. Ook kijken we of er ritmestoornissen zijn geweest en of de instellingen van de ICD goed zijn. We testen ook of de elektroden nog intact zijn en goed in het hart liggen. Mogelijk dat u tijdens deze testjes een licht bonzend gevoel in uw hals waarneemt of dat u merkt dat uw hart iets sneller klopt. Dit duurt slechts enkele seconden.
  • Hierna controleren we uw ICD elke zes maanden.
  • U blijft onder controle bij uw eigen cardioloog zoals uw dit gewend was.
  • Bij eventuele problemen of zorgen rondom de ICD kunt u altijd – op afspraak – eerder dan de geplande controle langskomen.

ICD-kaart

  • Binnen twee weken na de ICD-implantatie ontvangt u een ICD-kaart waarop belangrijke gegevens van uw ICD staan. Wij adviseren u dit pasje altijd bij u te dragen.

Wat doen als de ICD een shock geeft?

  • Geeft de ICD een shock af (of twee shocks kort achter elkaar) en u heeft hierna geen klachten? Bel dan de eerstvolgende werkdag tussen 09:00 en 16:00 uur met de polikliniek Cardiologie T 088 753 11 00.
  • Geeft uw ICD een piep- of trilsignaal af? Neem dan contact op met de polikliniek op de eerstvolgende werkdag via T 088 753 11 00.
  • Bel altijd 112 als u zich onwel voelt na een shock van de ICD.
  • Geeft de ICD drie shocks of meer direct achter elkaar (om een hartritmestoornis te beëindigen zijn soms meer shocks nodig)? Of geeft de ICD gedurende de dag meerdere shocks af? Neem dan direct contact op met de Eerste Hart Hulp. Dit kan binnen en buiten kantooruren. Vertel dat u een ICD-drager bent. We zullen dan overleggen met de dienstdoende cardioloog.

Na elke shock moeten we de ICD controleren. Mogelijk is een shock onterecht geweest, dan moeten we de ICD bijstellen. Een terechte shock kan de aanleiding zijn om iets te wijziging in uw medicatie. Dit om in de toekomst een ritmestoornis te voorkomen.

Revalidatie, sport en ontspanning

Bewegen met een ICD kan in het begin wat onwennig of misschien wel beangstigend zijn. U kunt echter met een ICD bijna alles weer doen wat u voor de implantatie ook deed. Bespreek dit zo nodig met de cardioloog of ICD-verpleegkundige.

Informatiebijeenkomsten

De polikliniek Cardiologie organiseert bijeenkomsten voor ICD-dragers en hun partner en eventueel familie. Tijdens deze bijeenkomsten geven we informatie en krijgt u gelegenheid vragen te stellen. Ook kunt u ervaringen uitwisselen met andere ICD-dragers. We sturen u hiervoor een uitnodiging.

Autorijden

  • Aandoeningen die bewustzijnsverlies tot gevolg kunnen hebben, geven volgens Europese richtlijnen beperkingen om een auto, motor of boot te besturen. Deze verminderde geschiktheid geldt ook als u een kans heeft op het krijgen van ritmestoornissen.
  • Uw rijbewijs is na implantatie van de ICD ongeldig. U mag niet eerder auto rijden tot u een nieuw rijbewijs heeft ontvangen. Het CBR moet dit goedkeuren. Aan het nieuwe rijbewijs wordt een code toegevoegd: code 100 voor privégebruik of een code 101 voor beroepsmatig gebruik.
  • Bij een implantatie waarbij nooit een hartritmestoornis is geweest (primaire preventie) is de wachttijd twee weken. Bij een implantatie waarbij eerder sprake is geweest van een gevaarlijke hartritmestoornis (secondaire preventie) is de wachttijd twee maanden.

Rijbewijs voor privégebruik: code 100

De rijbevoegdheid wordt toegestaan als er door de ICD geen shock is afgegeven binnen de wettelijke wachttijd. Dit geldt alleen voor de rijbevoegdheid voor privégebruik in de categorieën A (motoren), B (personenauto’s) en B+E (personenauto’s met aanhanger).

Rijbewijs voor beroepsmatig gebruik: code 101

Het rijbewijs (A,B en B+E) mag ook beroepsmatig worden gebruikt mits dit niet om personenvervoer gaat en voor maximaal vier uur per dag. Het CBR verleent geen ontheffing voor de rijbevoegdheid voor de rijbewijzen C, D en E (groot rijbewijs). Deze raakt u kwijt.

Aanvragen nieuw rijbewijs

  • Na de wettelijke wachttijd wordt uw ICD gecontroleerd. Als blijkt dat er geen shock is afgegeven, krijgt u een ‘Rapport van de cardioloog’ (het code 100 of 101 formulier).
  • Zelf dient u bij het gemeentehuis of op de site van de CBR een ‘gezondheidsverklaring’ (eigen verklaring) te kopen en in te vullen.
  • Iedereen van 75 jaar of ouder moet ook een ‘gezondheidsverklaring 75 +’ (eigen verklaring met geneeskundig verslag) kopen.
  • Vraag 8a op de ‘Gezondheidsverklaring’ (Eigen verklaring) luidt: ‘Wordt of werd u behandeld voor inwendige ziekten als suikerziekte, hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, nierziekte en longziekte, of hebt u een hart- of vaatoperatie ondergaan?’ Als ICD-drager moet u deze vraag met ‘Ja’ beantwoorden.
  • Als dit alleen een ICD betreft en u heeft geen andere aandoeningen, kunt u aan de achterzijde van het formulier onder Aantekening/opmerking(en) het antwoord zelf toelichten door te vermelden dat u ICD-drager bent.
  • In alle andere gevallen is een aantekening van een arts verplicht. Hieruit moet de aard en ernst van de aandoening blijken.
  • Na enkele weken ontvangt u van het CBR een Verklaring van Geschiktheid. Hiermee kunt u op het gemeentehuis uw nieuwe rijbewijs kopen.

Na een schok

  • Als de ICD terecht een schok heeft afgegeven, wordt de rijbevoegdheid u voor twee maanden ontzegt. Hiervoor is geen formulier van het CBR nodig.
  • Bij een onterechte schok mag u geen auto rijden totdat kans op herhaling is geminimaliseerd door aanpassing van de instellingen van de ICD of aanpassing van de medicatie. Dit moet uw cardioloog beoordelen.
  • Zowel code 100 als code 101 zijn coderingen die niet zijn afgesproken in Europees verband. Zij gelden alleen voor Nederland. Het CBR adviseert u daarom om de papieren waarin de codes worden uitgelegd, te bewaren bij uw rijbewijs voor het geval u naar de betekenis ervan wordt gevraagd.
  • Raadpleeg voor de meest actuele informatie over het aanvragen van uw rijbewijs de site van STIN of neem contact op met het CBR-kantoor in uw regio. Ook kunt u uw vragen stellen aan de ICD-verpleegkundige of technici.

Het vaarbewijs

  • Het beroepsmatig gebruiken van het groot vaarbewijs en het klein vaarbewijs is voor een ICD-drager uitgesloten.
  • Een uitzondering geldt als u het klein vaarbewijs aanvraagt dat u uitsluitend gebruikt voor de pleziervaart.
  • De vaarbevoegdheid wordt twee maanden na implantatie weer verleend.
  • Na elke shock wordt de vaarbevoegdheid voor twee maanden ontzegt, ook bij een onterechte schok.

.

Reizen met een ICD

Als alle controles goed zijn en uw cardioloog vindt dit goed, mag u weer reizen. Het is dan belangrijk dat u uw ICD-pas bij u heeft. Hierop staan alles gegevens die van belang zijn als u naar een ander ziekenhuis moet.

Luchthavenbeveiliging

Detectiepoortjes bij de luchthavenbeveiliging kunt u beter vermijden. Het poortje zelf heeft nauwelijks invloed op de werking van de ICD als u er op normale wandelsnelheid doorheen loopt. Er bestaat wel een kans dat het alarm afgaat omdat de ICD metalen onderdelen bevat. Meld bij de beveiligingsbeambte dat u ICD-drager bent. U kunt uw ICD-kaart tonen en vragen of ze u handmatig willen fouilleren. U kunt zonder problemen in de bodyscan op Schiphol.

Autorijden in het buitenland

Als u een (nieuw) geldig rijbewijs heeft met daarop code 100 of 101, mag u als ICD-drager in het buitenland autorijden. Bij een controle zult u wel aan de agent uit moeten leggen, dat code 100 betekent: ‘For private driving only’ en code 101 ‘For restricted commercial driving only, excluding persons’. In het buitenland kent men deze codes op een rijbewijs niet.

Ziekenhuizen in het buitenland

In West-Europa en Amerika zijn meer mogelijkheden om uw ICD te laten controleren dan in de binnenlanden van Afrika. Hou daar bij het kiezen van uw reisbestemming rekening mee. Heeft u in het buitenland problemen met uw ICD? Dan raden wij u aan aar het dichtstbijzijnde ziekenhuis te gaan. Daar kunnen ze medische hulp verlenen en zo nodig vervoer regelen naar een ander ziekenhuis.

Via de Engelse websites van de firma’s Medtronic, Boston Scientific (voormalig Guidant), Biotronic en Abbott (voorheen St Jude Medical) kunt u adressen opzoeken van ziekenhuizen in het buitenland die apparatuur in huis hebben van de betreffende firma.

Omgevingsinvloeden

Elektrische apparaten en huishoudelijke apparatuur

De meeste apparaten uit uw dagelijkse omgeving hebben geen invloed op de werking van uw ICD. Voorwaarde is wel dat zij in goede staat van onderhoud verkeren en elektrisch goed geaard zijn.

De ICD heeft een sterk filter dat de meeste invloeden van buitenaf tegenhoudt. Slechts in enkele uitzonderlijke situaties is de ICD gevoelig voor elektrische of magnetische velden. Als toch sprake is van storing, houdt deze op als u zich verwijdert van de bron die de storing veroorzaakt. U kunt zonder problemen werken met huishoudelijke apparatuur. Zorg er wel voor dat de apparatuur op meer dan 15 centimeter afstand blijft van de ICD.

Als u apparaten wilt gebruiken met zware elektromagnetische velden, overleg dit dan vooraf. Denk hierbij aan:

  • elektrische boor- of zaagmachines die tegen de schouder gehouden worden (vooral vanwege trillingen);
  • zware industriële apparatuur en sterke elektromagnetische velden;
  • radar;
  • startmotor;
  • lasapparaten;
  • elektrotherapie (bijvoorbeeld bij de fysiotherapie) of TENs-apparaten;
  • enkele medische behandelingen (onder andere MRI, bestraling, diathermie);
  • uw mobiele telefoon: draag deze niet in uw borstzak.

Alle voorwerpen waar een wat sterkere magneet in zit, moeten niet te dicht bij de ICD komen.

Als u twijfelt over het gebruik van materialen thuis of op het werk, vraag het dan de ICD-technicus.

Sport, vrije tijd, bewegen

Met een ICD kunt u gewoon sporten en aan andere vrijetijdsbesteding doen. We raden u wel aan dit geleidelijk op te bouwen. Soms kan een onderliggende ziekte de reden zijn om activiteit niet te doen. Wat voor de ene persoon goed is, kan voor de ander averechts werken. Daarom raden wij u aan uw wensen over sporten met uw cardioloog te bespreken.

Mogelijk revalidatie

Uw hartslag gaat omhoog als u zich inspant. Meestal komt uw hartslag niet boven de grens uit waarop de ICD mogelijk in werking komt. Mocht dit wel zo zijn, dan probeert de ICD te registreren of de verhoogde hartslag komt door inspanning komt of door een ritmestoornis.

Vraag uw ICD-technicus wat de grens is

Het blijft moeilijk een algemeen advies te geven over sportieve activiteiten. Dit komt omdat er verschillende redenen zijn om een ICD toe te passen. In het algemeen geldt: wees voorzichtig met activiteiten waarbij u een klap of dreun op uw borst kunt krijgen. Om uw ICD te beschermen tijdens contactsporten bestaat beschermmateriaal. Uw ICD-verpleegkundige of ICD-technicus kan u hier meer over vertellen.

Activiteiten nader uitgelicht

Contactsporten

Het beoefenen van contactsporten (judo, karate enzovoort) raden we af, omdat dan het risico bestaat dat de draden van de ICD of de OCD zelf verplaatsen of beschadigen.

Zwemmen

Draagt u een ICD en wilt u zwemmen? Dan raden we aan dit in een veilige omgeving te doen, met bewaking (zoals een zwembad). Bij voorkeur zwemt u met iemand in de buurt die op de hoogte is van uw situatie en hulp kan bieden.

Tennis

Het spelen van een partijtje tennis en badminton is in principe geen probleem. Wees wel voorzichtig als u de bal slaat met de arm aan de kant van de ICD. Intensief tennissen raden we dan af.

Andere sporten

Bij een aantal sporten is het gevaarlijk om (tijdelijk) buiten bewustzijn te raken bij het optreden van een hartritmestoornis. Denk bijvoorbeeld aan parachutespringen, hanggliding, abseilen en duiken. Deze sporten raden we daarom af.

Zonnebank

Het gebruik van een zonnebank heeft géén invloed op de ICD. ICD-dragers kunnen zonder probleem zonnebaden. Hou er wel rekening mee dat het littekenweefsel rondom uw ICD wat gevoeliger kan reageren.

Seksualiteit

De ICD staat seksueel contact niet in de weg. Vanwege de toenemende hartfrequentie zijn sommige ICD-dragers hier angstig voor. De ICD is echter zo ingesteld dat hij deze hogere hartslag herkent als een natuurlijk snel ritme. De onderliggende ziektegeschiedenis, angstgevoelens en het gebruik van bepaalde medicijnen de seksuele beleving negatief beïnvloeden. Praat hier over met uw cardioloog of ICD-verpleegkundige. Een eventuele schok tijdens lichamelijk contact is voor uw partner ongevaarlijk.

Als de ICD actief wordt

De ICD is geïmplanteerd omdat u een verhoogde kans heeft op een levensbedreigende hartritmestoornis. Het is dus mogelijk dat de ICD in de toekomst actief wordt en u tijdens een hartritmestoornis ‘behandelt’. De ICD geeft bij een ritmestoornis niet altijd meteen een shock af. Sommige hartritmestoornissen kunnen worden gecorrigeerd met een reeks kleine elektrische impulsen. Dit noemen we Anti Tachy Pacing (ATP). Van deze ATP voelt u weinig. De ICD kan dit meerdere keren achter elkaar toepassen.

Wat voelt u van de schok?

Als de ATP geen resultaat heeft, wordt er een shock afgegeven. Als u door de verminderde pompfunctie van het hart tijdens de ritmestoornis flauwvalt, voelt u de shock niet. Als u wel duizelig bent, maar niet flauwvalt, voelt u de shock wel.

Een bewust meegemaakte schok kan aanvoelen als een krachtige en pijnlijke klap op de borst. Kort maar hevig. Anderen ervaren het als een korte schok alsof je met de vingers in het stopcontact zit. Mogelijk zijn er meerdere schokken nodig om de hartritmestoornis te onderdrukken. Naderhand kunt u zich vermoeid voelen of spierpijn hebben aan de kant waar de ICD is geïmplanteerd.

Terechte en onterechte schokken

De ICD is een slim apparaatje dat als een continue bewaker functioneert. Het registreert 24 uur per dag uw hartritme. Ondanks de huidige techniek kan de ICD onterecht afgaan. Onterechte schokken komen weinig voor. Een onterechte schok is een schok die afgegeven is als reactie op:

  • een niet-bedreigende maar snelle ritmestoornis vanuit de boezem;
  • een veel te snel hartritme op basis van extreme inspanning;
  • elektrische stoorsignalen bij een defect aan het systeem;
  • bij een sterke elektrische bron in de omgeving.

Maak na elke schok een afspraak op de polikliniek Cardiologie om de ICD door te laten meten. Zo nodig veranderen we de instellingen van de ICD of passen we de medicatie aan.

Wat ziet de omgeving ervan?

  • De spieren in de borst en bovenarmen kunnen tijdens de sterke schok krachtig samentrekken. Als iemand bijvoorbeeld uw hand vasthoudt op het moment dat het ICD-apparaat een schok afgeeft, kan deze persoon een tinteling voelen. Dit is ongevaarlijk en heeft geen gevolgen voor het hartritme van de ander.
  • Als u zich erg duizelig voelt, raden we u aan te gaan zitten of te gaan liggen. Dit om te voorkomen dat u valt.

Confrontatie bij het afgaan

Als de ICD een schok heeft afgegeven kan dit dubbele gevoelens teweegbrengen. Enerzijds een geruststelling dat de ICD zijn werk goed heeft gedaan, anderzijds het besef dat u dit zonder ICD mogelijk niet overleefd had. Iedereen reageert hier weer anders op. Uw omgeving zal niet altijd begrijpen dat u zich daardoor soms somber voelt. Ook kan de partner anders tegen de situatie aankijken, dit kan spanningen met zich meebrengen. Mogelijk bent u wat overgevoelig, voelt u zich af en toe angstig of reageert u anders dan u van uzelf gewend bent.

Het is niet altijd gemakkelijk om te leven met een ICD en de gevolgen hiervan. Schroom niet hierover te praten of hulp te vragen. Er zijn diverse mogelijkheden om hulp te zoeken. Voor de één is lotgenotencontact een goede manier, voor de ander de hulp van maatschappelijk werk of een gesprek met de ICD-verpleegkundige. Gun uzelf en uw familie een paar maanden de tijd om aan de nieuwe situatie te wennen.

Wat moet u doen als de ICD een shock heeft afgegeven?

  • Als de ICD een schok afgeeft of twee schokken kort achter elkaar en u heeft hierna geen klachten, belt dan de eerstvolgende werkdag met de polikliniek Cardiologie, T 088 753 11 00.
  • Bel altijd 112 als u zich onwel voelt na een schok van de ICD.
  • Neem contact op met de Eerste Hart Hulp als de ICD op 1 dag meerdere schokken afgeeft. Vertel dat u ICD- drager bent. Medewerkers van de Eerste Hart Hulp overleggen dan met de dienstdoende cardioloog. De ICD-verpleegkundige bereikt u via de polikliniek Cardiologie.

Houd er rekening mee dat bij een shock van de ICD tijdelijk niet in een auto mag rijden.

ICD en het levenseinde

Vraagstukken aan het eind van het leven

Met het ouder worden kunnen andere ziektes ontstaan of de toestand van uw hart kan verslechteren. De levensreddende functie van de ICD kan dan op een natuurlijke manier sterven in de weg staan. Tijdens het stervensproces kunnen ongewenste en pijnlijke shocks door de ICD worden afgegeven. Ook na het overlijden kan de ICD nog shocks afgeven, waardoor het lichaam onwillekeurig gaat bewegen. Dit kan voor de aanwezigen belastend zijn. Het is mogelijk om de shockfunctie van de ICD uit te schakelen om dit te voorkomen.

Vooruitzien voorkomt problemen

Op een bepaald moment kan het duidelijk zijn dat het einde van het leven nadert. Het moment van overlijden zelf is vooraf niet te bepalen. Om te voorkomen dat de ICD het stervensproces verstoort, is het uitzetten van de shockfunctie van de ICD wenselijk.

Uitschakelen shockfunctie ICD

De instellingen van de ICD kunnen we zo wijzigen dat geen shocks meer worden afgegeven. Als patiënt merkt u hier niets van, u zult hier niet direct aan overlijden. Het uitzetten van de shockfunctie van de ICD doen we het liefst in het ziekenhuis. Als een patiënt thuis de laatste levensfase doormaakt en niet meer naar het ziekenhuis vervoerd kan worden, kunnen we de ICD ook  thuis uitzetten. Het is verstandig ook uw huisarts hiervan op de hoogte te stellen.

Uitzetten ICD is iets anders dan niet-reanimerenbeleid

Het verzoek van een patiënt om de ICD uit te laten zetten, is soms gekoppeld aan het verzoek om niet te worden gereanimeerd. Als u niet wilt worden gereanimeerd, betekent dit niet dat de ICD automatisch moet worden uitgeschakeld. Bij een echte reanimatie kan hersenschade optreden, bij een shock van een ICD juist niet. Het is dus mogelijk dat u uw arts verzoekt niet te worden gereanimeerd terwijl de ICD wel aan blijft. Ook bij het opstellen van een wilsbeschikking of euthanasieverzoek is het goed om samen met uw familie en arts na te denken wanneer de ICD moeten worden uitgezet.

Veelgestelde vragen

Waarom is kamerfibrilleren gevaarlijker dan boezemfibrilleren?

Bij boezemfibrilleren krijgen de bovenste ruimten zoveel elektrische prikkels te verwerken dat ze als het ware verlamd raken en stilstaan. Vervelend natuurlijk, maar de kamers functioneren nog wel. Gebeurt echter iets vergelijkbaars in de hartkamers, dan zijn de gevolgen veel ernstiger: de pompfunctie valt weg en de bloedcirculatie stopt. Al binnen een minuut kan kamerfibrilleren (ventrikelfibrilleren) levensbedreigend zijn. Alleen door het geven van elektroshocks kunnen we dit opheffen.

Is het erg als ik een éénmalige harde klap op de ICD krijg?

Is het erg als u bijvoorbeeld tegen de deurpost oploopt of een stomp krijgt? Het is beter dit te voorkomen. Vandaar dat we u afraden om aan contactsport te doen, zoals judo, karate, basketbal en handbal. Bij een éénmalige harde klap beschadigt misschien alleen de huid. De ICD is gemaakt van titanium en is goed in elkaar gelast. Het is daarom hoogst onwaarschijnlijk dat deze kapot gaat.

Wanneer moet de ICD vervangen worden?

De levensduur van de ICD is afhankelijk van de instellingen en hoe vaak de ICD moet ingrijpen. Uit ervaring weten we dat we het appartaat vaak na 8 jaar moeten verwisselen, soms iets eerder. Op een gegeven moment is de batterij van de ICD aan vervanging toe. We maken dan een afspraak om de ICD te vervangen. Deze ingreep is eenvoudiger dan de eerste plaatsing. Als de draad of draden nog goed functioneren, verwisselen we alleen de ICD. U wordt dan in de ochtend opgenomen. Een paar uur na de implantatiemag u weer naar huis met uw nieuwe ICD. Dit is wel afhankelijk van uw verdere gezondheid.

Kan ik met een ICD nog gereanimeerd worden?

Een ICD registreert continu het hartritme en behandelt een hartritmestoornis automatisch binnen 10 à 12 seconden. In het algemeen heeft de ICD na één schok het ritme weer op orde. Het komt dus zelden voor dat een ICD-drager gereanimeerd moeten worden. Doet de situatie zich voor dat iemand, ondanks één of meer schokken, na één minuut nog buiten bewustzijn is, dan is het raadzaam 112 te bellen en te starten met reanimeren. Er kan immers ook iets anders aan de hand zijn dan een hartritmestoornis. Defibrillatie met externe apparatuur mag gewoon worden uitgevoerd, uw ICD is hiertegen bestand.

Is de ICD zichtbaar in mijn lichaam?

Bij de ene patiënt is de ICD wel te zien als een lichte welving, bij de ander nauwelijks. Dit hangt er  bijvoorbeeld vanaf of de ICD onder de huid geplaatst is of onder de spier. Ook de hoeveelheid vet en spiermassa in het bovenlichaam maakt uit. Zo is bij een magere patiënt de ICD onder de huid goed te zien. Zeker in het begin is de ICD altijd voelbaar. Van de draden (elektroden) merkt u niets.

Het accepteren van dit technisch apparaat in het lichaam beleeft iedereen weer anders. Bij de meeste patiënten verdwijnt de angst en onzekerheid voor de ICD vrij snel, ze ervaren het apparaat niet meer als belastend of beperkend. Het geeft juist meer bewegingsvrijheid. U hoeft niet meer met de constante angst te leven om getroffen te worden door een ernstige hartritmestoornis op een moment dat geen directe medische hulp in de buurt is.

Wat is een patiëntalert?

De ICD voert dagelijks een automatische controletest uit. Van deze test merkt u niets. Sommige storingen kunnen ervoor zorgen dat sommige ICD’s op een bepaald tijdstip een alarmsignaal laat horen of voelen. Zo’n signaal wordt een ‘patiëntalert’ genoemd. De manier waarop een ICD een patiëntalert kan laten horen of voelen verschilt van merk en model. De pacemakertechnicus vertelt u hierover. Als u dit signaal hoort of voelt, moet u contact opnemen met uw ICD-technicus.

Kan ik ontheffing aanvragen bij het CBR voor de draagplicht van de autogordel?

Nee, als ICD-drager krijgt u geen ontheffing voor de draagplicht van de autogordel. Heeft u last van de gordel op de plek van de ICD? Dan kunt u een gordelkussen of gordelsteller gebruiken. Deze kunt u krijgen in de meeste autowinkels.

Wat gebeurt er met de ICD in geval van overlijden?

De wet schrijft voor dat de ICD bij overlijden moet worden verwijderd. Dat komt omdat de ICD uit onderdelen (batterij enzovoort) bestaat die we als chemisch afval beschouwen. Dit is van belang als u begraven wilt worden. Bij crematie is beschreven dat de ICD als gevolg van de hoge temperaturen kan exploderen. Ook bij crematie moet de ICD daarom verwijderd worden.

In geval van overlijden verzoeken we de familie om contact op te nemen met de Pacemaker- & ICD-poli. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen we de ICD verwijderen in het ziekenhuis of in het uitvaartcentrum. Ook de huisarts kan dit doen. In de meeste gevallen lezen we de ICD na verwijdering nog uit.

Mammografie?

Het is belangrijk om bij een mammografie aan te geven dat u ICD-drager bent. Voor dit onderzoek plaatsen we de borst onder een bepaalde druk tussen twee platen. Als u een ICD heeft, kan die in de weg zitten. Dat kan pijn doen en het omliggende weefsel beschadigen. De laboranten houden hier rekening mee bij het aandrukken van de borst. De ICD zelf is wel tegen die druk bestand.

Adressen en handige websites

In de zorg voor ICD-patiënten werken Flevoziekenhuis en Tergooi MC samen.

ICD-team

Het ICD-team bestaat uit ICD-cardiologen, een physician assistant (PA), technici en ICD-verpleegkundigen en is onderdeel van de cardiologie. De ICD-cardiologen zijn ervaren cardiologen gespecialiseerd in de implantatie van ICD’s. Het afstellen van de ICD tijdens de implantatie en het doormeten tijdens de controles wordt gedaan door de technici of een PA. De ICD-verpleegkundige is beschikbaar voor informatie en begeleiding rondom de ICD en de verpleegkundigen van de verpleegafdeling regelen de zorg tijdens de opname.

Hartezorg, vereniging van hartpatiënten
Prof. Bronkhorstlaan 2 3723 MB Bilthoven
Postbus 132 3720 AC Bilthoven
T 030 659 46 54
www.hartezorg.nl, e-mail: 

Nederlandse Hartstichting
Bordewijklaan 3 2591 XR Den Haag
Postbus 300 2501 CH Den Haag
T 070 315 55 55
www.hartstichting.nl, e-mail: 

Stichting Witte Kruis
Voor informatie over levensreddende medische alarmpenningen en het alarmhorloge.
T 070 311 04 86
www.wittekruis.nl

Harteraad
Harteraad is voor iedereen die te maken heeft met of geïnteresseerd is in hart- en vaataandoeningen.
www.harteraad.nl

Contact