Behandeling van diabetes

met insulinepomp

Behandeling diabetes met insulinepomp

U gaat een insulinepomp gebruiken voor de behandeling van uw diabetes. De insulinepomp geeft regelmatig een klein beetje kortwerkende insuline af. Hieronder vindt u alle informatie die belangrijk is als u met de insulinepomp begint.

 

De diabetesverpleegkundigen kunnen de informatie op de open plekken aanvullen met gegevens die voor uw situatie gelden. Neem deze informatie de eerste keren mee als u een afspraak heeft bij de diabetesverpleegkundige. We kunnen die er bij de gesprekken dan bij houden.

Voorbereiding

Gesprekken voor u begint

Met uw diabetesverpleegkundige bespreekt u alle onderwerpen die belangrijk zijn als u met de insulinepomp gaat starten. U krijgt uitleg over de basaalstand van de pomp en hoe u een bolus kunt geven. We laten u weten wat u moet doen bij een te hoge of lage bloedsuikerwaarde. Ook hoort u meer over zelfcontrole en hoe u met de pomp omgaat in bepaalde situaties.

Technische instructie

Een medewerker van de fabrikant kan een technische instructie van de insulinepomp geven. In het ziekenhuis of bij u thuis.

Uw insulinepomp

Gegevens van uw insulinepomp:

Materiaalkeuze …………………………………………………..
Type pomp ……………………………………………………….
Kleur ……………………………………………………………….
Naalden …………………………………………………………..
Infuussysteem ………………………………………………….
Reservoir …………………………………………………………
Bloedglucosemeter …………………………………………….
Vervanging pomp ………………………………………………

Wij bespreken welke pompmaterialen u nodig heeft en bij welke firma u die vooraf kunt bestellen:

  • infusieset: lengte slang ……………… cm, naald ……………… mm
  • ampullen, reservoirs, pods
  • adapters
  • batterijen
  • 24-uurs nummer pompfabrikant T…………………………………

Oefenen met de insulinepomp

We verwachten van u dat u ook thuis met uw insulinepomp oefent. Heeft u thuis geoefend? Dan is het vaak prettig alles nog een keer door te nemen met de diabetesverpleegkundige. We kijken dan naar alle handelingen die nodig zijn:

  • basaalstanden instellen en controleren
  • bloedsuiker controleren en noteren
  • oefenen met klaarmaken van de pomp
  • vullen of vervangen van een insulinepatroon
  • vullen infusieset of pod
  • naald plaatsen
  • pomp aansluiten

Tijdens de afspraak hebben we het ook over een te hoge of lage bloedsuikerwaarde. Die kunnen met de pomp te maken hebben of door iets anders ontstaan. Daar vertelt de diabetesverpleegkundige meer over. Ook kijken we of u eventueel langwerkende insuline moet aanpassen voor u start met de pomp.

Meenemen naar uw afspraak

Neem het volgende mee naar uw afspraak om te oefenen:

  • Pomp + infusiesetjes (twee keer) of pods.
  • Lege ampullen, reservoir voor pomp, materiaal om pod te vullen.
  • Bloedglucosemeter en testmaterialen om zelf uw bloedsuiker te controleren.
  • Dagboekje voor pompgebruikers.
  • Gebruiksaanwijzing pomp.
  • Deze informatie.

Extra mogelijkheden pomp bespreken

In een van de vervolgafspraken bespreken we de andere mogelijkheden die de insulinepomp heeft:

  • meerdere basisprofielen
  • tijdelijke aanpassing van de basaalstanden
  • alarmmogelijkheden pomp
  • geheugenfunctie
  • andere optie dan de standaardbolus
  • bolusadviesfunctie of correctiebolus
  • apparatuur om pomp uit te lezen

Afspraak diëtist

Als u een insulinepomp gebruikt, is het belangrijk om de koolhydraten die u binnenkrijgt nauwkeuriger te berekenen. We maken een afspraak bij de diëtist zodat u leert rekenen met koolhydraten. U leert berekenen hoeveel koolhydraten u mag eten per eenheid insuline: de koolhydraat-insulineratio. Zo voorkomt u dat uw bloedsuiker te hoog of te laag wordt.

Startdosering bepalen

We vragen u om bij uw afspraken een overzicht mee te nemen van:

  • uw bloedsuikerwaarden
  • hoeveel insuline u heeft gespoten
  • een eetdagboek van de laatste zeven dagen

Zo kunnen we de insulinepomp zo goed mogelijk instellen.

Behandeling

Als u begint met de behandeling is belangrijk dat u weet hoe u het volgende moet doen:

  • pomp opstarten
  • basaal instellen en aanpassen basale standen
  • toedienen van een bolus
  • slapen met de pomp (als u dat wilt)
  • vullen of vervangen insulineampul, reservoir, pod
  • vullen of vervangen infusieset
  • verwisselen batterij
  • stoppen of afkoppelen pomp
  • tijdelijk aanpassen van de basaalstanden (bijvoorbeeld als u zich korter of langer inspant dan anders)
  • alarmmogelijkheden pomp
  • geheugenfunctie pomp

Weet u alles wat u moet weten? Dan maken we afspraken over:

  • Wanneer u begint met de behandeling met de insulinepomp.
  • Zelf uw bloedsuiker controleren. De eerste week doet u dat acht keer per dag.
  • Basaalstand.
  • Te geven bolussen.
  • Bereikbaarheid (24 uur).

De eerste week van uw behandeling heeft u elke dag telefonisch overleg of ziet u de diabetesverpleegkundige op het spreekuur.

Belangrijk bij gebruik van de pomp

  • Vervang de insuline-ampul of het patroon, de infusieset en naald iedere twee tot drie dagen.
  • Vervang pods elke drie dagen.
  • Draag altijd een extra infusieset, -naald en -pen bij u voor noodgevallen (bijvoorbeeld een verstopte naald).
  • Verwissel de naald en de infusieset bij voorkeur voor u een bolus geeft.
  • Controleer uw bloedsuiker twee uur na het verwisselen van naald en infusieset.

Wie wanneer bellen

Neem bij problemen contact op met uw internist of diabetesverpleegkundige. Is uw diabetes ernstig ontregeld in de avond, nacht of in het weekend? Is uw bloedsuiker bijvoorbeeld hoog boven de 15, heeft u koorts, bent u kortademig of moet u spugen? Bel dan met de centrale receptie van Tergooi MC, T 088 753 17 53. Laat weten dat u diabetes heeft en erg ontregeld bent. We brengen u dan in contact met uw eigen internist of de internist die dienst heeft.

Hoge bloedsuikerwaarde (hyper)

Een hoge bloedsuikerwaarde kan door verschillende oorzaken ontstaan. De hoge waarde kan met de pomp te maken hebben of door iets anders komen.

Door de pomp

Pomp

  • pomp niet aangezet of te lang afgekoppeld geweest
  • vastzittende aandrijfstang
  • lege batterijen
  • verkeerde aanpassing bolus of basaalschema

Katheter

  • losgeraakt
  • niet goed ontlucht of gevuld
  • beschadiging infuuslijn

Ampul

  • lucht
  • leeg
  • beschadigd

Naald

  • losgeraakt
  • ontsteking/roodheid rond de plaats waar de naald in de huid gaat
  • te oppervlakkig ingebracht
  • verstopt door een knik in de naald

Andere oorzaken, los van de pomp

  • te veel koolhydraten of koolhydraten verkeerd ingeschat bij het berekenen
  • minder beweging
  • wisselende insuline-opname (spuitinfiltraten)
  • medicijnen
  • stress
  • ziekte/koorts
  • hormonen
  • na een hypo
  • verkeerde glucosemeting
  • te weinig gedronken/uitdroging

Wat doen bij een hoge bloedsuikerwaarde

Pomp controleren

Controleer de pomp (zie venster alarm en dagoverzicht). Vervang als dat nodig is:

  • infuusset of pod en controleer de insteekplaats
  • ampul
  • aandrijfstang
  • batterijen

Extra insuline toedienen

Meet zolang uw waarde te hoog is uw bloedsuiker iedere twee uur (of vaker). Dien extra insuline toe zoals dat voor u in dit schema is gezet. De hoeveelheid insuline die u spuit wordt uitgedrukt in internationale eenheden, hier afgekort als E:

  • bloedglucose hoger dan 10 mmol:…………………………………E bijspuiten
  • bloedglucose hoger dan 15 mmol:…………………………………E bijspuiten
  • bloedglucose hoger dan 20 mmol:…………………………………E bijspuiten

Hierbij geldt:

  • Dien de extra eenheden de eerste keer en na twee uur toe met uw pomp.
  • Dien de extra eenheden na vier uur en na zes uur toe met een insulinepen en injecteer onder de huid.
  • Dien voor de nacht twee eenheden minder toe dan in het schema staat.

Extra vocht

Zorg bij een hoge bloedsuikerwaarde voor extra vocht. Drink een halve liter water (drie glazen) per uur.

Wanneer contact opnemen

Is uw bloedsuiker na twee correcties nog steeds hoger dan 15 mmol per liter? Of bent u misselijk, moet u spugen of bent u ongerust? Neem dan altijd contact op met het ziekenhuis. Braken is bellen! Spugen kan wijzen op ‘verzuring’. Wacht niet te lang af en neem contact op met het ziekenhuis.

Lage bloedsuikerwaarde (hypo)

Een lage bloedsuikerwaarde kan door verschillende oorzaken ontstaan. De lage waarde kan met de pomp te maken hebben of door iets anders komen.

Door de pomp

  • te grote bolus
  • te hoge basaalsnelheid

Andere oorzaken, los van de pomp

  • te weinig koolhydraten, te laat gegeten of het aantal koolhydraten verkeerd ingeschat
  • alcohol
  • sport, extra beweging
  • wisselende insulineresorptie
  • medicijnen
  • sauna of zonnebaden
  • verkeerde glucosemeting
  • veranderingen in de hormonen
  • emoties

Wat doen bij een lage bloedsuikerwaarde

  • Meet als dat lukt eerst uw bloedsuiker.
  • Neem 15 tot 20 gram koolhydraten. Het liefst door vier tot zes tabletten druivensuiker te nemen. U kunt dit eventueel vervangen door limonadesiroop of een glas gewone cola (geen cola light of zero).
  • Meet na 20 minuten uw bloedsuiker nog een keer.
  • Neem zo nodig nog een keer druivensuiker. Meet na 20 minuten opnieuw uw bloedsuiker.
  • Duurt het nog twee uur of langer voor u weer gaat eten? Neem dan ongeveer tien minuten na de druivensuiker een tussendoortje met extra koolhydraten. Bijvoorbeeld een snee brood, evergreen of sultana.
  • Controleer de pomp (zie venster alarm en dagoverzicht). Controleer de naald, katheter en ampul. Vernieuw zo nodig alles.
  • U kunt na een hypo uw bolus toedienen na de maaltijd.

Overleggen ziekenhuis

Uw bloedsuiker zou weer goed moeten zijn als u meerdere keren druivensuiker heeft genomen. Is dit niet zo en heeft u problemen met de pomp uitgesloten? Overleg dan met het ziekenhuis.

Oorzaak achterhalen

Probeer te achterhalen waardoor uw bloedsuiker laag was. Zo kunnen we een nieuwe hypo in de toekomst voorkomen. We kunnen kijken of het bijvoorbeeld nodig is uw behandeling of voeding aan te passen.

Voor de nacht

Is uw bloedsuiker voor de nacht te laag? Doe dan het volgende:

  • Is uw bloedsuiker tussen de 5 en 6 mmol per liter? Neemt dan ongeveer 15 gram koolhydraten. Dit is gelijk aan een snee brood met hartig beleg of een glas melk en twee biscuits.
  • Is uw bloedsuiker lager dan 5 mmol per liter? Neem dan ongeveer 20 gram koolhydraten. Dit is gelijk aan een snee brood met hartig beleg en een glas melk.
  • Is uw bloedsuiker lager dan 4 mmol per liter? Volg dan de stappen die staan bij het kopje ‘Wat doen bij een lage bloedsuikerwaarde’.

In de nacht

Is uw bloedsuiker ‘s nachts te laag? Doe dan het volgende:

  • Is uw bloedsuiker lager dan 6 mmol per liter, maar boven de 4 mmol per liter? Neem dan 15 gram koolhydraten.
  • Is uw bloedsuiker lager dan 4 mmol per liter? Dan kunt u vier tot zes tabletten druivensuiker nemen. Controleer na 20 minuten uw bloedsuiker opnieuw. Neem zo nodig nog een keer tabletten druivensuiker. Tien minuten na de druivensuiker kunt u 15 gram langzaam werkende koolhydraten nemen. Bijvoorbeeld een snee brood met hartig beleg.

Bij verlies van bewustzijn

Bespreek met uw omgeving wat te doen als u bewusteloos raakt. Laat zo mogelijk glucagon spuiten. Dat werkt na ongeveer tien tot vijftien minuten. Zorg dat niemand u eten of drinken geeft als u bewusteloos bent. U kunt zich dan verslikken.

Neem als u weer bent bijgekomen altijd langzaam werkende koolhydraten. Door een injectie met glucagon kunt u misselijk worden. Meestal een uur tot anderhalf uur daarna. Overleg met het ziekenhuis en bespreek uw situatie met uw behandelaar.

Bijzondere situaties

U zult in het dagelijks leven snel een plek vinden waar de pomp niet in de weg zit. In sommige situaties is het misschien even zoeken waar u de pomp laat. Hieronder leest u hoe u dan met de pomp omgaat.

Douche of bad

  • Koppel de pomp af. Controleer of er geen lucht in de katheter is ontstaan voor u de pomp weer aankoppelt.
  • Doe het beschermdopje op de naald en het infuussysteem na het afkoppelen.
  • Verwijder de pomp niet bij gebruik van de Ypsomed Omnipod insulinepomp en pods.

Strandvakantie

Het is beter de pomp af te koppelen als u naar het strand gaat. Zo kan er geen zand in de motor komen en wordt de pomp niet te warm door de zon. Zorg dat de pomp niet direct in de zon ligt. U kunt voor het volgende kiezen bij een strandvakantie:

  • Laat de pomp tijdens de vakantie thuis. Stap over op het spuiten van insuline met de insulinepen. Doe dat vier keer per dag.
  • Koppel de pomp na het ontbijt af. Spuit zolang de pomp is afgekoppeld met de insulinepen kortwerkende insuline bij. Doe dat ongeveer iedere drie tot vier uur. Sluit de pomp weer aan als u terugkomt. Controleer altijd of er geen lucht in de katheter is ontstaan voor u de pomp weer aankoppelt.

Zwemmen

Koppel de pomp af als u gaat zwemmen. Controleer altijd of er geen lucht in de katheter is ontstaan voor u de pomp weer aankoppelt. Haal de pomp niet weg als u de Ypsomed Omnipod insulinepomp en pods gebruikt.

Vrijen

U kunt de pomp aangekoppeld houden bij het vrijen. U kunt er ook voor kiezen de pomp af te koppelen. Controleer altijd of er geen lucht in de katheter is ontstaan voor u de pomp weer aankoppelt.

Sporten

  • Pas de hoeveelheid insuline zo nodig aan als u meer of minder beweegt dan normaal.
  • U kunt de basaalstand tijdelijk veranderen of u kunt uw bolus aanpassen.
  • Handel op een manier die past bij de sport die u gaat doen en hoe lang u gaat sporten.
  • Controleer uw bloedsuiker voor en na het sporten en eventueel ook tijdens rustpauzes.
  • Ga niet sporten als uw bloedsuikerwaarde hoger is dan 16. Probeer uw waarde dan eerst weer normaal te krijgen.
  • Intensief sporten kan zorgen voor hypo’s ‘s nachts.
  • Draag bij skiën de pomp dicht op de huid. Anders kan de insuline bevriezen.
  • Stop de pomp niet langer dan één tot twee uur tijdens het sporten.

Ziekte

  • Meet uw bloedsuiker vaker als u ziek bent. Elke twee uur of vaker als uw bloedsuiker boven de 15 mmol per liter blijft.
  • Blijf genoeg drinken.
  • Blijf koolhydraten gebruiken. Verdeel zo nodig in kleine porties.
  • Pas de hoeveelheid insuline aan. Overleg zo nodig met het ziekenhuis.
  • Braken is bellen!

Verzekering pomp

  • Laat de verzekeraar van uw inboedelverzekering weten dat u een insulinepomp gebruikt.
  • Kijk als u op vakantie gaat of de pomp door uw reisverzekering gedekt is. U kunt er ook voor kiezen een reservepomp mee te nemen op vakantie.
  • Neem het alarmnummer van de ANWB mee als u op vakantie gaat.