Kraakbeenletsel in de knie

Kraakbeenletsel in de knie

Kraakbeen is een gladde verende laag op de uiteinden van onze botten. Het zorgt voor soepele en pijnloze beweging in het gewricht. Als er een onregelmatigheid in het kraakbeen zit, noemen we dat een kraakbeenletsel of een kraakbeendefect. Het kraakbeen is op die plek beschadigd. Er zit een gat of een scheur in.

 

Kraakbeenletsel in de knie

Oorzaak

Kraakbeenletsel kan ontstaan als gevolg van een ongeluk. Een val, een verdraaiing tijdens sport, of een directe klap of stoot bijvoorbeeld. Het kan ook ontstaan door groeistoornissen aan het bot en het kraakbeen (osteochondritis dissecans).

Klachten

Mensen met kraakbeenletsel hebben last van:

  • pijn
  • gevoel dat het gewricht niet soepel beweegt
  • vastzitten van het gewricht (slotklachten)
  • dikker worden van het gewricht
  • warm aanvoelen van het gewricht

Het kan zijn dat u helemaal geen klachten heeft van een kraakbeenletsel en dat het toevallig wordt ontdekt. Bijvoorbeeld op een MRI of tijdens een kijkoperatie. Als een kraakbeenletsel langere tijd bestaat, kan slijtage (artrose) van het gewricht optreden.

Onderzoek

Een orthopedisch chirurg zal uw gewricht onderzoeken en, als het nodig is, aanvullend onderzoek laten doen. Daarbij kunt u denken aan een röntgenfoto of een MRI-scan. Hierop is te zien of uw kraakbeen beschadigd is.

Behandeling

Behandeling zonder operatie

Als het kraakbeenletsel klein is – en de knie verder weinig tot niet beschadigd – kunnen rust, koelen van het gewricht, bepaalde medicijnen en fysiotherapie ervoor zorgen dat u herstelt.

Behandeling met operatie

Als het letsel groter is, of de behandeling zonder operatie niet genoeg helpt, is een operatie mogelijk de oplossing. Daarbij zijn verschillende technieken mogelijk. Dit is afhankelijk van de grootte van het letsel en de plek in de knie.

Microfractuur of Beenmerg Stimulatie Techniek

Bij deze techniek maken we gebruik van stamcellen in het beenmerg om schade te herstellen. Tijdens een kijkoperatie maakt de orthopeed het beschadigde kraakbeen tot op het bot schoon. Hij of zij maakt kleine gaatjes in het bot onder het kraakbeenletsel.

Hierdoor verplaatsen de stamcellen vanuit het beenmerg zich naar het letsel om daar herstelweefsel te maken. Het herstelweefsel bestaat voornamelijk uit litteken-kraakbeenweefsel (fibrocartilagineus weefsel). Uit onderzoek blijkt dat dit litteken-kraakbeen minder stevig is dan het onbeschadigde kraakbeen. Daarom is deze techniek vooral geschikt voor letsels die kleiner zijn dan 2 cm2.

Osteochondrale Autologe Transplantatie (OATS) of mozaïekplastiek

Bij deze techniek plaatst de orthopeed 1 of meerdere cilindervormige kraakbeenpluggen in het letsel. Deze kraakbeenpluggen haalt de orthopeed – met een soort appelboor – uit een deel van de knie waar geen steunfunctie is.

Het aantal pluggen hangt af van de grootte van het letsel. Als er een groot kraakbeenletsel is (groter dan 2 cm2), zijn meerdere pluggen nodig om het goed op te vullen. Dat noemen we een mozaïekplastiek. Er blijft dan een flinke beschadiging over op de plek waar de cilinders vandaan komen en het is moeilijk om het oppervlak gelijkmatig te herstellen. Daarom wordt ook deze techniek vaker gebruikt bij letsels die niet te groot zijn.

Kraakbeentransplantatie)

Voor deze techniek zijn twee operaties nodig. Tijdens de eerste haalt de orthopeed stukjes kraakbeen via een kijkoperatie uit het lichaam. Hieruit worden cellen vrijgemaakt die in een speciaal laboratorium worden vermeerderd. Na 6 tot 8 weken worden deze cellen tijdens een tweede operatie in het kraakbeenletsel teruggeplaatst.

Met onderzoek is vastgesteld dat het weefsel dat na deze behandeling teruggroeit meer lijkt op het normale kraakbeen. Het is daardoor ook steviger.
Deze techniek is vooral geschikt voor letsels van 2 cm2 en groter. Als er ook andere letsels in de knie zijn, herstelt de orthopeed die ook.

Na de behandeling

Herstel na de operatie

  • Na de operatie van een kraakbeenletsel in de knie, is fysiotherapie nodig.
  • Afhankelijk van de plaats van het letsel mag u na de operatie kortere of langere tijd minder met uw knie doen. De functie en belasting wordt langzaam, en geleidelijk opgevoerd.
  • Na de eerste opbouwfase volgt de fase waarin u de knie steeds wat meer belast. Zodat u de knie weer goed kunt belasten in het dagelijks leven en met sporten.