Nierfunctievervangende therapie
Soms is het nodig dat een apparaat de werking van de nieren (tijdelijk) overneemt bij een patiënt op de Intensive Care. Dit noemen we nierfunctievervangende therapie. Een kunstnier neemt dan het werk van de nieren over.
Voorbereiding
Wanneer nierfunctievervangende therapie
De nieren in ons lichaam zorgen ervoor dat:
- afvalstoffen en te veel vocht uit het bloed gaan bij het plassen
- de zuurgraad van het bloed hetzelfde blijft
- de bloeddruk geregeld wordt
Als de nieren minder goed werken, spreken we van nierfalen of nierinsufficiëntie. De intensivist kan dan besluiten dat nierfunctievervangende therapie nodig is. De intensivist is de gespecialiseerde medisch specialist op de afdeling Intensive Care. De intensivist kiest voor nierfunctievervangende therapie:
- bij te veel afvalstoffen in het bloed
- als er 24 uur of langer te weinig of geen urine is
- als de nieren opeens slechter werken, bijvoorbeeld bij bloedvergiftiging (sepsis)
Dialysekatheter plaatsen
Voordat de nierfunctievervangende therapie begint, brengt de intensivist een dun slangetje in een bloedvat in. Dat slangetje is de dialysekatheter. Die komt in een bloedvat in de lies, hals of onder het sleutelbeen. De katheter sluiten we aan op een mobiel apparaat. Daarin zit de kunstnier. Via deze kunstnier voeren we vocht en afvalstoffen af.
Behandeling
- De vorm van nierfunctievervangende therapie die het meest voorkomt op de Intensive Care is CVVH. CVVH staat voor continue veno-veneuze hemofiltratie.
- De therapie kan een paar dagen tot weken duren.
- Via de dialysekatheter gaat er de hele tijd bloed van de patiënt naar de kunstnier. Deze kunstnier haalt afvalstoffen en te veel vocht weg. Het gezuiverde bloed gaat via de dialysekatheter weer terug naar de patiënt.
- De verpleegkundige van de Intensive Care bedient het apparaat, let op de alarmen en verwisselt de zakken met vocht. Tijdens de behandeling nemen we regelmatig bloed af. Zo kijken we of de behandeling doet wat die moet doen.
- Nierfunctievervangende therapie is geen pijnlijke behandeling. Wel beperkt het de patiënt bij het bewegen. Op de zij draaien gaat bijvoorbeeld moeilijker. Tijdens het bewegen kunnen de katheters knikken. Daardoor kan een alarm afgaan.