Schouderprothese

De short stem-prothese is een halve bol. Die vervangt het deel van de schouderkop waar het kraakbeen zit. Van het kommetje wordt ook het oppervlak vervangen.

Het plaatsen van een short stem-prothese gaat zo:

1. We halen het deel van de schouderkop weg dat kraakbeen draagt.
2. De kom maken we met een frees schoon.
3. We plaatsen de kom.
4. We plaatsen de prothese op de schouderkop.

Bij een totale schouderprothese vervangen we de schouderkop en de schouderkom door een prothese. Het deel van de prothese dat de kop vervangt, is gemaakt van metaal. We passen de kop aan aan de grootte en dikte van uw eigen schouderkop. Ook de steel passen we aan uw lichaam aan.

Ook de kom is beschadigd door slijtage. Daarom vervangen we meestal het oppervlak van het kommetje. De schouderkom is gemaakt van kunststof. De schouderkom zetten we met botcement in het schouderblad vast.

Het plaatsen van een totale schouderprothese gaat zo:

1. We halen de kop van de bovenarm.
2. We halen het slechte kraakbeen van de kom weg met een frees.
3. We plaatsen de kunstkom. Vaak maken we deze kunstkom vast met botcement.
4. In het binnenste van de bovenarm (mergholte) maken we ruimte. Op de plek van de kop komt nu een schouderkop met steel.
5. De steel zetten we in de mergholte van de bovenarm vast. De orthopedisch chirurg kan hiervoor botcement gebruiken.
6. De pezen hechten we weer terug. Daarna sluiten we de operatiewond.

De ‘omgekeerde’ prothese plaatsen we als de diepere pezen zijn weggesleten. Of bij een grote breuk van de schouderkop. Bij de omgekeerde prothese vervangen we de schouderkop door een kom met een steel. De steel gaat in de bovenarm. De schouderkom vervangen we door een bol. Die zetten we met schroeven in het schouderblad vast.

Het plaatsen van een omgekeerde schouderprothese gaat zo:

• We halen de kop van de bovenarm.
• We halen het slechte kraakbeen van de kom weg met een frees.
• Op de kom plaatsen we een kunstbol.
• In het binnenste van de bovenarm (mergholte) maken we ruimte.
• Op de plek van de kop komt een kunstkom met steel.

We willen dat de prothese zo lang mogelijk meegaat en goed stabiel is. Daarvoor moeten we de prothese goed plaatsen. Dat is lastig als het kommetje erg versleten is. Dan gebruiken we een 3D-geprinte mal. Die mal maken we speciaal voor uw schouder, met hulp van een CT-scan.

Om de prothese op zijn plaats te houden, kan de chirurg soms botcement gebruiken. Botcement is een speciale composietlijm. Als we geen botcement gebruiken, plaatsen we de prothese klemvast in het bot.

U krijgt meteen na de operatie een sling. Deze band ondersteunt uw arm, net als een mitella. De eerste week na de operatie draagt u uw arm de hele tijd in de sling. Alleen als u oefeningen doet, mag de sling los. We raden u aan de sling ook ’s nachts om te houden. Zo beschermt u uw schouder tegen onverwachtse bewegingen. Uw duim hoeft niet de hele tijd in de lus. Zeker niet als die nog verdoofd is.

U draagt de sling drie tot zes weken. Dat ligt aan welke prothese u heeft gekregen. U bouwt het dragen van de sling langzaam af. Dat doet u in overleg met uw arts en de fysiotherapeut.

Het is belangrijk dat u de schouder in de eerste weken na de operatie niet te veel belast. Dan geneest uw schouder beter. Volg daarom de volgende adviezen op.

De eerste twee weken na de operatie mag u:

• niet sporten
• geen zwaar huishoudelijk werk doen
• langzaam opbouwen om uzelf na twee weken weer te wassen en aan te kleden
• starten met de eerste fase van de oefeningen, eventueel met advies van uw fysiotherapeut.

Ga de eerste zes weken na de operatie niet:

• zelf fietsen, op een bromfiets rijden of autorijden
• op de zij slapen waaraan u bent geopereerd
• uzelf opdrukken vanuit een stoel

De eerste dag na de operatie start u met oefeningen voor uw schouder. De fysiotherapeut vertelt u wat u moet doen. Met de oefeningen zorgt u dat het gewricht weer soepel wordt en u dat steeds beter kunt bewegen. Later zijn de oefeningen er ook op gericht uw spieren sterker te maken. U doet de oefeningen daarna zelf vier keer per dag.

Na een tijd zal de schouder weer wat soepeler worden. Meestal kunt u de schouder niet meer helemaal zo bewegen als vroeger. Controles na de operatie doen we meestal na twee weken, zes weken en drie maanden. We controleren dan de wond en vragen hoe het gaat met het herstel.

We vinden het belangrijk dat het goed met u gaat. En wat het resultaat is van uw operatie. Daarom vragen we u een aantal vragenlijsten in te vullen. We noemen dat de PROMs (Patient Reported Outcome Measures). De gegevens bewaren we online op een veilig manier.

Na de operatie kunnen de volgende problemen voorkomen:

• wondinfectie
• nabloeding
• zenuwletsel
• instabiliteit van het kunstgewricht
• loslaten van de schouderprothese

Infectie

Bij elke prothese is er een kleine kans dat u een infectie krijgt. Dat kan ook later nog gebeuren. Daarom is het belangrijk infecties aan bijvoorbeeld de blaas, longen of wonden aan benen goed te behandelen. Vaak gebeurt dat met antibiotica. Laat een andere arts, uw huisarts of specialist weten dat u een schouderprothese heeft. Bij operaties of ingrepen kunnen we u dan beschermen met antibiotica. Zo voorkomen we dat een infectie via uw bloed zorgt voor een ontsteking rond uw schouderprothese.