Sulcus nervi ulnaris

syndroom

Sulcus nervi ulnaris syndroom

Onder ulnaris neuropathie, cubitale tunnel syndroom of sulcus nervi ulnaris syndroom wordt een aandoening van één van de drie armzenuwen, de nervus ulnaris of elleboogzenuw, verstaan. Als deze zenuw wordt geïrriteerd, is dat meestal ter hoogte van zijn verloop in de elleboog. Daar loopt de nervus ulnaris aan de binnenzijde oppervlakkig en langs een benig uitsteeksel (bekend als het ‘telefoonbotje’) en is daar kwetsbaar voor beschadiging. De aandoening wordt ook wel sulcus nervi ulnaris syndroom genoemd, naar de groeve (sulcus) waarin de elleboogzenuw verloopt.

 

Ter voorbereiding op uw afspraak informeren we u met deze patiënteninformatie over de gang van zaken rondom het Sulcus nervi ulnaris syndroom. Daarnaast zetten we een aantal praktische zaken en nuttige informatie voor u op een rij. Heeft u na het lezen van deze patiënteninformatie nog vragen? Nee de contactgegevens van de betreffende afdeling Klinische Neurofysiologie. De medewerkers van de afdeling of uw behandelaar beantwoorden uw vragen graag.

Sulcus nervi ulnaris syndroom

Klachten

De klachten worden veroorzaakt door beknelling of voortdurende irritatie van de zenuw. Ze bestaan uit een pijnlijk tintelend gevoel in het verzorgingsgebied. Dat wil zeggen in de pink en een deel van de ringvinger. Een ieder kent deze ervaring tijdelijk bij het ongelukkig stoten van de elleboog waarbij de zenuw wordt geraakt. Ook kan de zenuw dunner worden, waarbij gevoelsvermindering in de pink en ringvinger en krachtsverlies in de hand optreden. Misleidend daarbij is dat de pijnklachten en tintelingen dan vaak afnemen. In het verst gevorderde geval treden standsverandering van de vingers op (klauwhand) door het krachtverlies van de kleine handspieren. Vaak zijn de tintelingen en de pijn dan reeds verdwenen. De klachten van tintelingen treden voortdurend op en kunnen worden verergerd door bewegen van de elleboog. De tintelingen zijn hinderlijk, maar bij gevoelstoornissen en krachtsvermindering die soms al vroeg in het ziektebeloop kunnen optreden, is een bezoek aan de arts aangewezen. Soms komt ulnaropathie aan beide armen voor.

Oorzaak

Meestal is er geen directe aanleiding aan te geven voor de voortdurende irritatie van de zenuw ter hoogte van zijn kwetsbare punt in de elleboog, maar regelmatige krachtige buig- en strekbewegingen van de elleboog (bijvoorbeeld bij het bedienden van apparaten) kunnen de klachten laten ontstaan. Bij een minderheid van de patiënten is de zenuw extra beweeglijk en glijdt hij bij buigen van de elleboog telkens over het botuitsteeksel (epicondylus medialis). Ook kan de zenuw in de verdrukking komen door een te nauwe bindweefselband die over de zenuw heen loopt; van de epicondylus medialis naar de punt van de elleboog (olecranon). Misschien dat dit irritatie van de zenuw kan bevorderen. Tenslotte kan een beschadiging van de zenuw optreden door uitwendig letsel, voortdurende druk of door een vroeger doorgemaakt letsel zoals een botbreuk.

Onderzoek

Op grond van het klachtenpatroon kan de diagnose worden vermoed. Bij lichamelijk onderzoek kunnen gevoelstoornissen in de pink en de aangrenzende helft van de ringvinger worden gevonden. Soms treedt ook krachtvermindering van de kleine handspieren op, zodat het sluiten en spreiden van de vingers niet meer goed mogelijk is. De handspieren kunnen dunner worden (atrofie) zodat de hand knokkelig wordt en er sleuven tussen de middenhandsbeentjes ontstaan. Vaak is de zenuw in zijn verloop in de elleboog drukgevoelig en kunnen de klachten van pijnlijke tintelingen door kloppen op de zenuw worden opgewekt. Om de diagnose te bevestigen wordt een spieronderzoek aangevraagd (EMG = electromyografie), waarop dan een vertraging van de zenuwgeleiding is te zien over het deel van de nervus ulnaris rond de elleboog. Naast het zekerstellen van de diagnose, kan daarbij tevens worden uitgesloten of de zenuw niet op een andere plaats in de knel zit. Wanneer het vermoeden bestaat op een botafwijking, kan een röntgenfoto van de elleboog worden gemaakt.

Behandeling

Als de diagnose ulnaropathie ter hoogte van de elleboog zeker is, bespreekt de neurochirurg de behandelingsmogelijkheden met de patiënt. Soms is geen behandeling nodig, of kan door het vermijden van té intensieve armbewegingen worden afgewacht of de klachten verdwijnen. Bij blijvende hinderlijke tintelingen en pijn in de pink en ringvinger kan een operatie zijn aangewezen. Bij een operatie legt de neurochirurg de zenuw ter hoogte van de elleboog vrij en verplaatst hij deze iets naar de buigzijde waardoor de zenuw in de weke weefsels wat vrijer ligt (ulnaristranspositie).

Soms kiest de neurochirurg ervoor de zenuw alleen maar vrij te leggen en niet te verplaatsen (ulnaris neurolyse). Daarbij snijdt hij de bindweefselband die van de epicondylus ulnaris naar de elleboogspunt verloopt door. De ingreep kan vaak onder plaatselijke verdoving plaatsvinden, met verdoving van de arm, maar ook kan algehele verdoving (narcose) worden gegeven. Wanneer er geen tintelingen meer bestaan, maar gevoelstoornissen en krachtsvermindering de voornaamste klachten zijn, zal van een operatie geen of slechts weinig effect meer te verwachten zijn; zeker als de klachten al langere tijd bestaan.