Trombosebeen

Trombosebeen

Via de aders in het been stroomt het bloed terug naar het hart. Bij een trombosebeen zit er een bloedprop (stolsel) in een van de aders. Diep tussen de spieren in het been. Door het bloedstolsel raakt de ader verstopt. Dit heet trombose. Het bloed kan dan vanuit het been niet goed terugstromen naar het hart.

Klachten

Van een klein stolsel hoeft u niets te merken. Bij grotere stolsels zijn er wel duidelijke klachten: het been zwelt op en doet pijn. En de huid wordt strak gespannen, glanzend en rood. De medische term voor een trombosebeen is diepe veneuze trombose.

Longembolie

Als het stolsel groter wordt, kunnen stukjes afbreken. Die worden dan met de bloedstroom meegevoerd. Deze bloedstolsels kunnen op een andere plek in het lichaam weer vastlopen. En dus weer een ander bloedvat verstoppen. Als dit in de long gebeurt, heet dit een longembolie. U wordt dan kortademig. Ook kunt u pijn hebben als u zucht of hoest. Krijgt u hier last van? Meld dit dan altijd aan uw arts.

Beschadigingen in been

Een stolsel dat in het been is ontstaat, kan de kleppen in de beenader beschadigen. Hierdoor stroomt het bloed minder goed uit het been terug naar het hart. Het been blijft dan dikker en kan pijnlijk, moe of zwaar aanvoelen. Daar kunnen soms andere klachten bijkomen, zoals spataders of verkleuring van de huid. De medische term hiervoor is post-trombotisch syndroom. In ernstige gevallen kan dat zorgen voor een open been: een wond die slecht geneest.

Onderzoek

Pijn en zwelling van het been hoeven niet per se door trombose te komen. Deze klachten komen ook bij andere ziekten voor. We doen daarom onderzoek om zeker te weten of het om een trombosebeen gaat. Met een duplexonderzoek (echo-onderzoek) onderzoeken we de aders in het been. Dit onderzoek doet meestal geen pijn en is niet schadelijk. Het lukt niet altijd om de aders in het been met dit onderzoek goed te beoordelen.

Behandeling

Medicijnen

Bij de behandeling is het belangrijk om eerst te zorgen dat het stolsel niet groter wordt. U krijgt daarom medicijnen die ervoor zorgen dat het bloed minder snel stolt (bloedverdunners). Die kunt u op verschillende manieren krijgen. Met een prik onder de huid en daarna tabletten. Of met alleen tabletten.

De internist bepaalt samen met u de behandeling. Bij sommige medicijnen doet de trombosedienst na een week bloedcontroles. Zo weten we of u de juiste hoeveelheid van het medicijn krijgt. Zo nodig passen we dat aan.

De internist of huisarts ziet u na een tijdje terug. U bespreekt met elkaar hoe lang de behandeling gaat duren. Ook kijken we hoe de trombose is gekomen. Hoe lang de behandeling duurt, ligt aan waardoor de trombose komt. En welke problemen u daardoor heeft.

Zwachtels

Een trombosebeen kan flink dik worden. Dat gebeurt gelukkig niet altijd. U krijgt daarvoor een tijdelijk drukkend verband om uw been. Dat zorgt dat de kuitspier beter pompt. Het vocht wordt vanuit het been weer in de bloedbaan opgenomen. Daardoor wordt de zwelling minder.

Vooral in het begin kan een trombosebeen veel pijn doen. Probeer dan niet te lang te staan en niet zwaar te tillen. In rust kunt u het been de eerste dagen het beste hoog leggen.

Na het drukverband gaat u door met compressietherapie (zwachtelen). De behandeling met zwachtels gaat door tot het been niet meer gezwollen is. Hoe lang dit duurt, is per persoon anders. Dat verschilt van drie tot acht weken. Zodra het been niet meer gezwollen is, krijgt u een afspraak om een steunkous aan te meten.

Steunkous

  • Het zwachtelen gaat door tot u een speciaal voor u gemaakte steunkous heeft. Deze kous wordt vaak op maat gemaakt. Dit duurt meestal twee tot drie weken.
  • De dermatoloog bepaalt of u een lange of een korte steunkous nodig heeft. Meestal is een korte kous genoeg. Die komt tot de knie. Als de trombose hoog in het been zat, kan een lange kous nodig zijn, tot aan de lies.
  • Het is belangrijk dat u de steunkous overdag altijd draagt. Ook bij warm weer en tijdens de vakantie. Na een paar maanden kan de lange kous vaak worden vervangen door een korte.
  • Hoe lang u de steunkous moet blijven dragen, ligt aan uw klachten. Meestal duurt dit een jaar. Soms ook twee jaar of zelfs u hele leven. De dermatoloog bespreekt dit met u.

Controle

Zes maanden nadat het trombosebeen bij u is vastgesteld, komt u naar de polikliniek Dermatologie voor controle. We kijken dan of u de steunkous moet blijven dragen. Soms kunt u voor de afspraak al een deel van de dag uw steunkous uitlaten. Of een hele dag, als dat goed is gegaan. U kunt dan op de afspraak bespreken wat dat deed met uw been.

De meeste mensen kunnen na een tijd weer doen wat zij gewend voor ze een trombosebeen kregen. Blijft u klachten houden? Dan kan dit helpen:

  • Draag elke dag uw steunkous.
  • Sta niet te lang stil.
  • Til geen zware dingen.
  • Wandelen, fietsen, (hard)lopen en zwemmen zijn gezonde sporten, ook als u een trombosebeen heeft gehad. Meestal sport u met de steunkous aan.

Soms kunnen we ter controle nog een duplexonderzoek doen. Bijvoorbeeld als u heel lang klachten blijft houden.