TVT-operatie

Draagbandje onder de urinebuis

TVT-operatie voor urineverlies bij inspanning

De gynaecoloog of uroloog heeft met u overlegd om een TVT-operatie bij u te doen. TVT is een afkorting van tension-free vaginal tape. Bij de TVT-operatie krijgt de urinebuis een draagband. De band trekt de urinebuis wat omhoog. Zo kan plas minder makkelijk uit de blaas weglopen.

 

We kunnen voor deze operatie kiezen bij vrouwen die last hebben van urineverlies door inspanning. Deze vorm van urineverlies noemen we ook wel stressincontinentie of inspanningsincontinentie. U verliest dan urine als de druk in de buikholte opeens groter wordt omdat u de buikspieren aanspant. Bijvoorbeeld bij niezen, hoesten, lachten, tillen, sporten of snel opstaan. Deze ingreep is niet zo belastend als andere operaties.

Voorbereiding

Onderzoek

Om te weten of een operatie voor u een goede keus is, doen we eerst onderzoek:

Gynaecologisch onderzoek

De arts vraagt u plaats te nemen op een gynaecologische onderzoekstoel. U ligt met uw benen gespreid. Zo is de ingang van de vagina goed zichtbaar. Vaak begint de arts met de vraag of u wilt persen. Daarna wordt een spreider in de vagina gebracht.

De arts kan de baarmoedermond nu goed bekijken. Soms vraagt de gynaecoloog of uroloog u nog een keer om te persen. Een kleinere verzakking is zo te zien. Dan volgt vaak een inwendig onderzoek. De arts brengt twee vingers in de vagina en legt de andere hand op uw buik om de baarmoeder en eierstokken te voelen. Soms krijgt u de vraag om nog eens te persen of juist de bekkenbodemspieren aan te spannen. We kunnen dan de kracht van deze spieren meten.

Urineonderzoek

Met een urineonderzoek kunnen we zien of u geen blaasontsteking heeft. Hiervoor is een ‘gewassen plas’ nodig. U maakt eerst de ingang van de vagina schoon, plast dan een klein beetje uit en vangt de rest op in een potje.

Urodynamisch onderzoek (UDO)

Bij een urodynamisch onderzoek gaan we na hoe de blaas precies werkt. De arts brengt via de urinebuis een dun slangetje in de blaas en vult die met vocht. Terwijl u hoest of juist uitplast krijgt de arts informatie. Over de blaasspier, hoe de bekkenbodem werkt en over het soort urineverlies. 

Wel of niet opereren

Bij ongewenst urineverlies zijn verschillende behandelingen mogelijk:

  • bekkenfysiotherapie om de bekkenbodemspieren te versterken en bewust te gebruiken
  • medicijnen, maar die werken vaak maar kort en geven soms bijwerkingen
  • een ring of pessarium om een verzakte blaas of urinebuis weer op de juiste plaats terug te brengen
  • een operatie

Welke behandeling voor u het beste werkt, ligt aan uw klachten. En aan de gegevens die uit het onderzoek zijn gekomen. Meestal is het logisch om eerst te kiezen voor de behandeling die het minst ingrijpend is. Als daarmee niets aan uw klachten te doen is, kan de gynaecoloog of uroloog een behandeling voorstellen die ingrijpender is. Zoals een operatie. U bepaalt zelf wat voor u het belangrijkste is. Urineverlies is vervelend, maar niet gevaarlijk. U kunt daarom alle tijd nemen voor uw beslissing.

Een operatie heeft als voordeel dat uw klachten meestal minder worden of weggaan. Wel kunnen ze na een paar jaar terugkomen. Ook is er een kleine kans op complicaties. De kans dat het urineverlies helemaal weg is na de operatie, is 86 procent. Acht procent van de geopereerde vrouwen heeft duidelijk minder urineverlies, maar is niet helemaal droog. Bij zes procent van de vrouwen helpt de operatie niet. Bedenk dus dat de operatie niet altijd (helemaal) helpt.

Vooraf melden

Bent u overgevoelig voor een bepaald soort antibiotica? Vertel dit dan voor de operatie. U krijgt tijdens en na de behandeling antibiotica om geen blaasontsteking te krijgen.

Behandeling

De draagband

Een tension-free vaginal tape (TVT) is een draagband van fijngeweven kunststof hechtmateriaal dat niet oplost. Die trekt de urinebuis in de richting van de buikwand. De arts brengt het draagbandje via de vagina in. Het komt achter het schaambeen langs onder de huid net boven het schaambeen uit. Het bandje wordt niet vastgemaakt. Door weerstand kan het niet verschuiven. Het vergroeit in korte tijd met het weefsel eromheen.

De operatie

De gynaecoloog of uroloog doet de TVT-operatie. Dat gebeurt op de operatiekamer. Daarvoor krijgt u een verdoving. Dat kan een volledige verdoving zijn of een ruggenprik. Of een slaapmiddel dat kort werkt, samen met een verdoving in de onderbuik. Die komt net boven het schaambeen en het deel van de vagina dat rond de urinebuis ligt.

  • Het bandje dat tijdens de operatie wordt ingebracht, komt in een U-vorm te liggen. Net onder de blaas ligt de urinebuis op de bodem van de U. Beide bovenkanten van de benen van de U komen net boven het schaambeen uit. Op deze plaats maken we twee sneetjes.
  • Door een andere kleine snee in de vagina steekt de arts links en rechts van de urinebuis het bandje door naar de twee sneetjes in de onderbuik. Zo wordt de urinebuis in de richting van de buikwand getrokken.
  • Tijdens de operatie controleert de arts via een kijkbuis in uw blaas of de urinebuis of blaas niet beschadigd raakt.
  • Als de band is aangebracht, vragen we u te hoesten. Dit kan alleen als er geen volledige verdoving of ruggenprik is gebruikt. Terwijl u hoest, trekt de arts de band aan tot u geen plas meer verliest. Bij een volledige verdoving kan dit niet. Dan trekt de arts het bandje zo stevig aan als waarschijnlijk nodig is.
  • De twee uiteinden van de band worden net onder de huid afgeknipt.
  • We hechten de huid. Vaak doen we dat met hechtingen die niet weggehaald hoeven te worden.
  • Om ontstekingen te voorkomen, krijgt u tijdens de operatie een antibioticum.

Na de behandeling

In het ziekenhuis

  • Na de operatie gaat u terug naar de afdeling.
  • Meestal heeft u geen slangetje in de blaas (katheter) en kunt u na een paar uur zelf plassen. Na een ruggenprik krijgt u vaak wel kort een katheter, tot de verdoving is uitgewerkt.
  • De verpleegkundige controleert met een katheter of scan of u de blaas genoeg leegt als u zelf heeft geplast. Na twee tot drie keer plassen lukt dit meestal goed. Soms moet de katheter een of meer dagen in de blaas blijven tot u goed kunt uitplassen.
  • Door het wondje in de vagina kunt u na de operatie een paar dagen wat bloed verliezen of bloederige afscheiding hebben.
  • De eerste dagen krijgt u medicijnen tegen de pijn.
  • Het antibioticum moet u meestal een week innemen. Het is belangrijk de voorgeschreven kuur af te maken.
  • De dag van de operatie of één of een paar dagen later gaat u naar huis.

Weer thuis

  • De eerste weken na de operatie hoeft u niet extra te drinken. Wel is het belangrijk regelmatig te plassen. In ieder geval vijf keer per dag.
  • De eerste weken kunt u soms nog wat urine verliezen. Ook kunt u tijdelijk meer aandrang voelen.
  • Sommige vrouwen hebben het gevoel ‘over een weerstand’ te plassen. Dat gevoel gaat later vanzelf weg.
  • De eerste twee weken is het belangrijk om niet zwaar te tillen. Til het liefst geen kinderen en zware boodschappentassen en doe geen zwaar werk. Bespreek voor de operatie met de arts of het slim is extra hulp voor deze periode te regelen.
  • Direct na de operatie kunt u weer onder de douche. Wacht met het nemen van een bad tot de bloederige afscheiding uit de vagina gestopt is.
  • Gebruik geen tampons de eerste twee weken na de operatie.
  • Wacht vier weken met vrijen.

Mogelijke problemen

De kans op problemen bij een TVT-operatie is klein. De volgende problemen komen het meest voor:

Blaasontsteking

Soms kunt u na de operatie een blaasontsteking krijgen. Door de antibiotica gebeurt dit bijna nooit.

Vaginale schimmelinfectie

Door het antibioticum dat u moet gebruiken, kunt u soms een vaginale schimmelinfectie krijgen. U krijgt dan jeuk. Plassen is vaak pijnlijk. Vraag de (huis)arts om een medicijn. Spoel zo nodig tijdens het plassen met water uit een fles, zodat het plassen minder pijn doet. Voorkom dat u de plas te lang ophoudt.

Kleine bloeduitstorting in de buikwand

Bij een bloeduitstorting ziet u een rode bult van opgehoopt bloed onder de sneetjes. Vaak gaat dit vanzelf weg. De bloeduitstorting verspreidt zich dan onder de huid. Daardoor kan de huid hier alle kleuren van de regenboog krijgen. Soms komt het bloed via de sneetjes naar buiten. Dit kan geen kwaad. Als bloed en wondvocht naar buiten gekomen zijn, genezen de wondjes vanzelf. Gebruik een pleister of gaasje om uw kleren te beschermen.

Bloeding in de vagina tijdens de operatie

Bij een bloeding in de vagina brengt de arts een tampon in en krijgt u een blaaskatheter. De tampon is een lang gaaslint dat de vagina stevig opvult. De verpleegkundige haalt het na een of twee dagen weg.

Niet kunnen plassen

Bij sommige vrouwen lukt het na de operatie niet om te plassen. Dan krijgt u tijdelijk een blaaskatheter. Meestal lukt het plassen na een paar dagen wel. Bij minder dan één procent van de vrouwen blijft de klacht bestaan. Zij moeten leren om zelf de blaas met een katheter leeg te maken. Het bandje kan wel losgemaakt worden. Soms is het nodig dit binnen een paar dagen na de operatie te doen. Meestal gebeurt dit pas maanden na de operatie. Dit om te voorkomen dat u weer ongewenst urine verliest.

Urinebuis of blaas raakt beschadigd

Het komt zelden voor dat een gat ontstaat in de blaas of urinebuis. Dit herstellen we meteen. U krijgt dan een katheter en moet langer in het ziekenhuis blijven. Een beschadiging aan de blaas of urinebuis geneest na een tijdje meestal goed.

Aandrangincontinentie

In de eerste dagen en weken na de operatie ontstaat soms een nieuwe klacht: aandrangincontinentie. U moet dan vaak opeens plassen. Vaak is dit tijdelijk. Een enkele keer niet.

Wanneer contact opnemen

Krijgt u koorts, veel pijn, verliest u veel bloed of lukt het niet om goed uit te plassen? Neem dan contact op.

Controle

De meeste gynaecologen en urologen verwachten u ongeveer een week na de operatie voor een eerste controle. Daarna volgen meestal nog een paar afspraken voor controle. Zorg bij deze controles dat de blaas niet leeg is. Zo kunnen we nagaan of de plasbuis goed is opgehangen. En kan de arts controleren hoeveel urine u nog verliest bij hoesten.