Vervolg na een afwijkend uitstrijkje

Colposcopie, lisexcisie en conisatie

Vervolg na een afwijkend uitstrijkje

Heeft u een uitstrijkje gehad en zien de cellen er afwijkend uit? Of zit het humaan papillomavirus (HPV) in het uitstrijkje? Dan stuurt uw huisarts u naar de gynaecoloog. Die kijkt met de microscoop naar de baarmoederhals. Dit onderzoek heet een colposcopie. Met de uitslag van dit onderzoek kijken we of een behandeling nodig is. Soms behandelen we de afwijking meteen.

 

Voorbereiding

U heeft voor het onderzoek een gesprek met de gynaecoloog. Die stelt u een aantal vragen en geeft u informatie over:

  • afwijkende uitstrijkjes
  • het onderzoek
  • de eventuele behandeling
  • hoe het traject verder gaat

Stel ook gerust de vragen die u zelf heeft. De colposcopie krijgt u na het gesprek. U mag tijdens het onderzoek iemand meenemen.

Vooraf melden

Bent u allergisch voor jodium? Laat dit weten aan de gynaecoloog. Voor het onderzoek gebruiken we namelijk een kleurstof waar jodium inzit.

Onderzoek

De gynaecoloog brengt een spreider of eendenbek in de vagina, net als bij het maken van het uitstrijkje. Dit kan even niet zo fijn voelen.

Voor de ingang van de vagina plaatst de gynaecoloog een microscoop met een fel licht. Dat is de colposcoop. De gynaecoloog kan zo goed naar de baarmoederhals en de vagina kijken.

Om meer details te kunnen zien, brengt de gynaecoloog één of meer kleurstoffen aan op de baarmoederhals. Dit zijn:

  • azijnzuur: dit kunt u soms wat ruiken. Sommige vrouwen voelen de vloeistof wat prikken.
  • lugol: een bruine kleurstof zonder geur waar jodium inzit.

De gynaecoloog bekijkt de baarmoederhals goed. Dan bespreekt hij of zij met u wat in uw geval het beste is:

Afwachten

Zijn geen verdachte plekjes te zien? Dan is het niet nodig u verder te onderzoeken of te behandelen. We blijven u wel controleren.

Stukjes weefsel wegnemen (biopten)

Ziet de gynaecoloog een afwijking? Dan haalt de gynaecoloog met een kleine tang een of meer stukjes weefsel uit het afwijkende gebied. Dat kan even pijn doen. U voelt dit minder als u hoest als we het weefsel wegnemen.

Door het weghalen van het weefsel ontstaat een klein wondje. Dat kan bloeden. Soms stipt de gynaecoloog het wondje aan met zilvernitraat zodat het minder bloedt. U voelt dan wat lichte krampen onder in de buik. Meestal bloedt het wondje maar een klein beetje. Dan is het genoeg om maandverband te gebruiken. Binnen een paar dagen stopt het bloeden vanzelf. Duurt het langer? Of verliest u meer bloed dan bij een gewone ongesteldheid? Neem dan contact op met het ziekenhuis.

Meteen behandelen (lisexisie)

Soms behandelt de gynaecoloog de afwijking meteen. We nemen dan het hele stuk weefsel waar de afwijkende cellen inzitten weg. Dit gebeurt met een lisexcisie.

Is de afwijking te groot voor een lisexcisie? Of ligt de afwijking verder in de baarmoederhals? Dan kan een conisatie de oplossing zijn. Dat kan niet meteen tijdens het onderzoek.

Na het onderzoek

De uitslag

De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De gynaecoloog belt u na één tot twee weken om de uitslag door te geven. De uitslag van het onderzoek van de baarmoederhals drukken we uit in CIN. CIN is een afkorting van cervicale intra-epitheliale neoplasie.

CIN 1: lichte afwijking

  • Bij een lichte afwijking is geen behandeling nodig.
  • De cellen die afwijken gaan meestal vanzelf weg.
  • We maken nieuwe uitstrijkjes om dit te controleren.

CIN 2: matige afwijking

  • Bij een matige afwijking is soms behandeling nodig.
  • De cellen die afwijken kunnen vanzelf weggaan.
  • De gynaecoloog geeft u advies om of af te wachten of te behandelen.
  • Voor het advies kijkt de gynaecoloog ook naar uw leeftijd en of u nog kinderen wilt.

CIN 3: ernstige afwijking

  • Bij een ernstige afwijking raadt de gynaecoloog een behandeling aan.
  • De kans is klein dat de afwijking vanzelf weggaat.
  • De gynaecoloog kan besluiten direct een behandeling te doen (lisexcisie).

Behandelingen

Mogelijke behandelingen na een colposcopie zijn een lisexcisie of een conisatie.

Lisexcisie

Bij een lisexcisie neemt de gynaecoloog een stukje weefsel van de baarmoederhals weg. Hierin zitten de afwijkende cellen. De ingreep is meestal op de behandelkamer in de polikliniek. U krijgt een lokale verdoving in de baarmoederhals. Wilt u liever een ruggenprik, narcose of een roesje? Bespreek dit dan met uw gynaecoloog.

  1. U krijgt een plastic plakker op uw been om de stroom te geleiden.
  2. De gynaecoloog brengt een spreider in om de baarmoederhals te zien.
  3. De gynaecoloog verdooft uw baarmoederhals terwijl hij of zij vraagt te hoesten. Veel vrouwen vergelijken de verdovingsprikken met die bij de tandarts.
  4. In de verdoving zit ook adrenaline. Hierdoor kan uw hartslag even wat sneller zijn. Dit kan zorgen voor een gejaagd en warm gevoel of hartkloppingen.
  5. De gynaecoloog neemt met een dunne metalen lis een stukje van de baarmoederhals weg. Dit is een draad in de vorm van een lus. De lis wordt elektrisch verhit.
  6. Van de lisexcisie zelf voelt u meestal niets, behalve warmte van de rook. Het wegbranden kan een naar geluid of een branderige geur geven. U kunt ook wat rook zien.

U kunt meteen na de ingreep naar huis. De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De gynaecoloog belt u na één tot twee weken op met de uitslag van dat onderzoek.

Nadelen lisexcisie

De baarmoederhals wordt door de lisexcisie korter. Hierdoor heeft u iets meer kans op een vroeggeboorte bij een zwangerschap. Deze kans neemt vooral toe als u twee of meer keer een lisexcisie heeft gehad.

Herstel na een lisexcisie

  • Door de lisexcisie heeft u een kleine wond in de baarmoederhals. De wond geeft bloederige afscheiding. Dit kan een paar weken duren.
  • Na ongeveer een week kunt u weer of meer bloedverlies krijgen. Het korstje laat dan los. Dit is normaal. U kunt het bloed of de afscheiding opvangen met maandverband. Gebruik geen tampons.
  • Het is verstandig niet te vrijen, geen tampons te gebruiken en niet te zwemmen of in bad te gaan zolang u bloed verliest of afscheiding heeft. Dat maakt de kans op een ontsteking van de wond kleiner.

Conisatie

Is de afwijking te groot voor een lisexcisie? Of ligt de afwijking verder in de baarmoederhals? Dan kan een conisatie een oplossing zijn. Dat gebeurt onder volledige verdoving (narcose) of met een ruggenprik. Deze behandeling is op de operatiekamer.

  1. De gynaecoloog snijdt een kegelvormig stukje weefsel weg met een mes en hecht de baarmoederhals.
  2. Als u veel blijft bloeden, plaatst de gynaecoloog een speciale tampon. Met deze tampon kunt u niet plassen. Daarom krijgt u ook een katheter in de blaas. De verpleegkundige haalt de tampon en katheter na een paar uur weg.
  3. U gaat dezelfde dag nog naar huis.

De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De gynaecoloog belt u op met de uitslag van dat onderzoek na één tot twee weken.

Nadelen conisatie

  • U heeft een volledige verdoving (narcose) of ruggenprik nodig.
  • De kans op vroeggeboorte is groter dan bij een lisexcisie.
  • In het kanaal in de baarmoederhals ontstaan littekens. Menstruatiebloed kan dan niet goed uit de baarmoeder weg. Dit geeft klachten bij de ongesteldheid: minder bloedverlies en meer buikpijn dan u gewend bent.

Herstel na conisatie

  • Door de conisatie heeft u een kleine wond. Die kan één tot een paar weken zorgen voor licht bloederige afscheiding. Het bloedverlies zal steeds minder worden.
  • Na ongeveer een week kunt u weer of meer bloed verliezen. Het korstje laat dan los. Dit is normaal.
  • Het is verstandig niet te vrijen, geen tampons te gebruiken en niet te zwemmen of in bad te gaan zolang u bloed verliest of afscheiding heeft. De kans op een ontsteking van de wond is dan kleiner.

Wanneer contact opnemen

  • Bij koorts.
  • Als u veel bloed verliest, meer dan bij een ongesteldheid. Dat gebeurt bij 1 op 20 vrouwen.
  • Bij twijfel.

Hoe verder

  • U blijft onder controle van de gynaecoloog.
  • We maken weer een uitstrijkje na zes of na twaalf maanden. Dat ligt aan de uitslag van de colposcopie en van het weefsel als dat is afgenomen (biopt).
  • In het volgende uitstrijkje kijken we of daar afwijkende cellen inzitten (de PAP-uitslag) en hoog-risico-HPV.
  • Het ligt aan de uitslag hoe snel daarna weer een uitstrijkje nodig is. De gynaecoloog bespreekt dit met u als de uitslagen bekend zijn.
  • Zijn de uitslagen van de uitstrijkjes weer goed? Dan kunt u verdere uitstrijkjes (weer) via het bevolkingsonderzoek laten doen.

Wat kunt u zelf doen?

Roken zorgt ervoor dat het lichaam het hoog-risico-HPV-virus minder goed kan opruimen. Wij adviseren u te stoppen met roken. Daardoor is de kans groter dat de afwijking vanzelf weggaat en niet meer terugkomt. Heeft u hulp nodig bij het stoppen met roken? Bespreek dit met uw gynaecoloog of huisarts of kijk op de website ikstopnu.nl.

De video op deze pagina is van Paperless Animations. De verdere inhoud van deze pagina is tot stand gekomen met dank aan de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). Zij kregen hulp en goedkeuring van de patiëntenvereniging Olijf en www.kanker.nl