Voeding bij diabetes

Voeding bij diabetes

Bij de behandeling van diabetes proberen we de hoeveelheid glucose in het bloed op een normaal niveau te houden. Tussen de vier en de tien mmol per liter. Voeding speelt daarbij een belangrijke rol. Daarom krijgt u altijd een voedingsadvies.

Algemene adviezen

Gezond gewicht

Als de lichaamscellen te vol zijn met vet, sluiten ze zich af van de toevoer van glucose. Hierdoor blijft er meer glucose in het bloed en is meer insuline nodig om de bloedglucosewaarde normaal te krijgen. Overgewicht maakt ook de kans op hart- en vaatziekten groter. Een goed lichaamsgewicht is dus belangrijk.

Adviezen voor goede voeding en een gezond gewicht

  • Heeft u een voorbeeld van een dagmenu of dieetlijst gekregen? Houdt u zich dan zo goed mogelijk aan de verdeling van de koolhydraten.
  • Eet gevarieerd. Met de variatielijst die u hieronder vindt, ziet u hoe u kunt afwisselen.
  • Sla geen maaltijden over. Gebruik als u dat nodig heeft tussendoortjes.
  • Neem niet te veel vet.
  • Kies voor voeding met veel vezels.
  • Wees matig met suiker en producten waar suiker inzit.
  • Wees zuinig met zout.
  • Drink minimaal anderhalve liter vocht per dag. Neem niet te veel alcohol.
  • Regelmatig bewegen is voor iedereen gezond. Zeker voor mensen met diabetes is het belangrijk. Kies een sport die u vol kunt houden.

Over voeding

Voeding bij diabetes moet voldoen aan de eisen van gezonde voeding. Eigenlijk zoals ieder mens zou moeten eten. Onze dagelijkse voeding bestaat uit:

Eiwitten

Eiwitten zijn de belangrijkste bouwstoffen van ons lichaam. Vlees, vis, kip, ei, zuivelproducten, peulvruchten en noten zijn producten waar veel eiwit inzit. Boter niet. Iemand met diabetes heeft net zo veel behoefte aan eiwit dan iemand zonder diabetes.

Vetten

Vetten zijn belangrijk als energiebron. We onderscheiden zichtbaar en onzichtbaar vet. Zichtbaar vet kennen we als boter, margarine, jus, olie en mayonaise. Onzichtbaar vet is verwerkt in producten, zoals kaas, worst, chocola, koek en snacks.

Te veel vet is schadelijk voor onze gezondheid. Naast de hoeveelheid vet die we gebruiken, is het belangrijk te kijken naar het soort vet. Het vet in chocolade- en kokosproducten, volle melkproducten, volvette kaas, roomboter en vet vlees bestaat voor het grootste deel uit verzadigde vetzuren. Door verzadigde vetzuren kan de hoeveelheid cholesterol in het bloed stijgen. Dat maakt de kans op hart- en vaatziekten groter.

Onverzadigde vetzuren hebben een goede invloed op het cholesterol in het bloed. In de meeste oliesoorten, dieetmargarine en dieethalvarine zitten veel onverzadigde vetzuren. Net als in vette vissoorten, zoals haring en makreel.

Koolhydraten en voedingsvezels

Koolhydraten zijn net als vetten een energiebron voor ons lichaam. Koolhydraten zijn een verzamelnaam voor:

  • zetmeel in brood, broodvervangingen, aardappelen, peulvruchten, graan en deegwaren
  • melksuiker (lactose) in melk en melkproducten
  • vruchtensuiker (fructose) in fruit en vruchtensap
  • suiker uit de suikerpot

De dunnen darm verteert de koolhydraten. Daarna neemt u die in de vorm van glucose op in het bloed en stijgt de bloedglucosewaarde.

Hoeveel en hoe vaak koolhydraten

  • Spuit u één of twee keer per dag insuline? Dan is het nodig de koolhydraten goed te verdelen over drie hoofdmaaltijden en drie tussendoortjes.
  • Spuit u vier keer per dag? Verdeel de koolhydraten dan over drie hoofdmaaltijden. Tussendoortjes zijn dan meestal niet nodig.
  • Als u tabletten heeft om uw bloedsuiker te verlagen, is een goede verdeling van koolhydraten over de dag gewenst. Drie grote hoofdmaaltijden zorgen voor hogere bloedglucosewaardes dan drie kleinere hoofdmaaltijden en drie tussendoortjes.
  • Hoeveel koolhydraten u per dag nodig heeft, is per persoon anders. Dat ligt ook aan hoeveel energie u nodig heeft. Uw diëtist bepaalt dit samen met u. U bespreekt dan ook hoe u de koolhydraten over de dag kunt verdelen.

Suiker

Suiker kunt u net als alle andere producten met koolhydraten inpassen in het dieet. In suiker zitten geen waardevolle voedingsstoffen. Het levert alleen energie (kilocalorieën). Te veel suiker past niet in gezonde voeding, dus ook niet in het diabetesdieet. Bij overgewicht moet u het gebruik van suiker sterk verminderen.

Zoetstoffen

Aspartaam, sacharine en cyclamaat zijn energiearme of energievrije zoetstoffen. Ze hebben geen invloed op de bloedglucosewaarden. Deze zoetstoffen zijn verkrijgbaar als tablet, poeder of in vloeibare vorm. Ze worden onder meer verwerkt in light frisdranken en suikervrije limonadesiroop.

Dieetproducten voor diabetici

U hoeft geen dieetproducten voor diabetici te gebruiken. U kunt producten met suiker inpassen in uw dieet. In diabetesproducten is de suiker vaak vervangen door zoetstoffen die energie bevatten, zoals sorbitol. Sorbitol levert evenveel energie als gewone suiker. Vaak bevatten diabetesproducten veel vet. Daardoor zit in diabetesproducten evenveel of zelfs meer energie dan in gewone producten.

Voedingsvezels

Voedingsvezels zijn de onverteerbare delen van een plant. Ze leveren geen energie, maar hebben een belangrijke taak in ons lichaam. Voedingsvezels zetten de darmen aan het werk en zorgen daarmee dat u goed naar de wc kunt. Ook moet u langer kauwen. Dat is goed voor het gebit. Voedingsvezels komen vooral voor in volkorenbrood, roggebrood, muesli, zilvervliesrijst, volkoren macaroni, volkoren spaghetti, peulvruchten, groente en fruit.

Bij voeding met veel vezels is het belangrijk dat u genoeg drinkt. In ieder geval anderhalve liter per dag. Alleen dan werken de voedingsvezels goed.

Vitamines en mineralen

Vitamines en mineralen zorgen ervoor dat alle processen in ons lichaam goed verlopen. Sommige mineralen dienen ook als bouwstof. Zoals calcium (kalk). Door gevarieerd te eten, krijgt u genoeg vitamines en mineralen binnen.

Water

Ons lichaam bestaat voor 60 tot 65 procent uit water. Water is een bouwstof, maar zorgt ook dat de temperatuur van uw lichaam goed blijft. Water is onmisbaar om de vele stoffen die door ons lichaam gaan te vervoeren. En om afvalstoffen uit te scheiden. Drink daarom elke dag in ieder geval anderhalve liter vocht.

Variatielijst: afwisseling in voeding

Eet gevarieerd. Met deze variatielijst kunt afwisselen wat u eet.

Brood (15 gram koolhydraten)

Een snee brood kunt u vervangen door:

  • een snee donker roggebrood
  • anderhalve snee licht roggebrood
  • twee (volkoren) beschuiten
  • twee sneetjes bruin knäckebröd
  • drie kleine (volkoren) matses
  • een dun sneetje krenten- of rozijnenbrood zonder spijs
  • een dun plakje ontbijtkoek zonder vulling
  • een kleine dunne pannenkoek
  • twee sneetjes (bruin) stokbrood
  • een sanovite
  • een klein broodje
  • twee cream crackers
  • vijf toastjes, twee tot drie grote toastjes
  • zes kleine biscuitjes, café noir, kaneelbeschuitjes
  • twee volkorenbiscuitjes, speculaasjes, bokkepootjes, bastognes
  • een evergreen
  • anderhalve sultana

Een snee brood dun besmeerd en met een plakje hartig beleg, kunt u vervangen door:

  • pap van 150 ml halfvolle melk of karnemelk zonder suiker
  • 150 ml karnemelk, magere yoghurt of halfvolle melk met:
    • een half sneetje brood
    • een beschuit
    • twee eetlepels cornflakes
    • een flinke eetlepel muesli

Boter, dieetmargarine of - halvarine (0 gram koolhydraten)

Gebruik weinig vet, maar laat het niet helemaal weg uit de voeding. Vet levert namelijk ook vitamines, zoals vitamine A en D. Gebruik voor op brood het liefst dieethalvarine, tenzij dat anders op uw dieetlijst staat.

Hartig broodbeleg (0 gram koolhydraten)

Magere vleeswaren zoals:

  • rookvlees
  • rosbief
  • fricandeau
  • magere rollade
  • magere ham
  • mager pekelvlees
  • ongelardeerde lever*
  • magere tong
  • magere cornedbeef
  • tartaar
  • zure zult
  • kip- en kalkoenrollade
  • kip- en kalkoenfilet
  • casselerrib

Minder vette soorten kaas:

  • een plakje 20+, 30+, of 40+ (kruiden)kaas
  • magere (kruiden) smeerkaas of smeerkaas met ham
  • Cottage Cheese, magere kwark (met kruiden)
  • Zwitserse strooikaas

Lekker op brood is ook:

  • een stukje gestoofde vis
  • gekookte garnalen*
  • gekookte mosselen
  • een gekookt ei*
  • pindakaas
  • groentespread
  • tomaat, komkommer, radijs
  • aardbeien

* Deze voedingsmiddelen bevatten veel cholesterol. Gebruik ze met mate. Dit houdt in:

  • lever of garnalen: maximaal één keer per twee weken
  • eieren: maximaal drie per week

Wilt u een keer een vettere soort broodbeleg nemen? Smeer dan geen halvarine op uw boterham. Maak hier geen gewoonte van.

Zoet broodbeleg (10 gram koolhydraten)

Wilt u zoet broodbeleg gebruiken? Overleg dan met uw diëtist hoe dit kan worden ingepast in uw voeding. Gebruik chocoladebeleg, hazelnootpasta en kokosbrood met mate. Neem deze soorten beleg niet bij overgewicht.

Dranken

Melkproducten (7 gram koolhydraten per glas van 150 ml)

Hiervoor kunt u nemen:

  • een glas magere of halfvolle melk
  • een glas (boeren) karnemelk of biogardedrink zonder suiker
  • een glas of schaaltje magere (Bulgaarse) yoghurt of biogarde zonder suiker
  • een glas magere of halfvolle melk met cacao en eventueel zoetstof

Vruchtensap (15 gram koolhydraten)

Zie het kopje Fruit.

Vrij te gebruiken (0 gram koolhydraten)

  • thee en koffie zonder suiker, eventueel met weinig halfvolle (koffie)melk en zoetstof. Gebruik geen koffieroom en koffiecreamer.
  • magere bouillon met kruiden en/of groente (schep het vet van de afgekoelde bouillon) of drinkbouillon
  • (mineraal)water, eventueel met citroensap zonder suiker
  • light frisdranken, bijvoorbeeld cola light, 7-up light, Royal club light, Rivella light
  • suikervrije limonadesiroop zonder sorbitol, bijvoorbeeld Diaran

Voorgerecht (0 gram koolhydraten)

U kunt de volgende gerechten als voorgerecht nemen:

  • magere bouillon van een bouillonblokje, bouillonkorrels of mager vlees en/of groente
  • magere ongebonden soep/ontvette bouillon met verschillende soorten groenten (geen peulvruchten), tomatenpuree en bijvoorbeeld mager runder- of kippenpoulet of magere tartaarballetjes
  • rauwkostslaatje eventueel aanmaken met citroensap, azijn, kruiden en specerijen, magere yoghurt/kwark, mosterd en eventueel een klein beetje magere slasaus (slanksaus) of magere fritessaus (fritessaus light)
  • groente hors d’oeuvre, zoals asperges met rookvlees, een schijfje water-/netmeloen met magere ham, tomaatje gevuld met groentemengsel.

Wilt u in plaats van deze voorgerechten een bord gebonden soep nemen? Neem dan een aardappel minder.

Vlees, wild, gevogelte en vis (0 gram koolhydraten)

Vlees

Kies bij voorkeur de magere soorten. Denk aan:

  • biefstuk van rund, kalf, varken en paard
  • magere lapjes van rund, kalf, varken, paard en lam
  • mager runder- en kalfsgehakt
  • blinde vink, rundervink
  • tartaar
  • varkens- kalfs- en ossenhaas
  • fricandeau, rosbief
  • magere rollade
  • kalfsoester
  • ongepaneerde kalfs- en varkensschnitzel
  • mager runder- en kalfspoulet

Lever, nier, zwezerik, tong (geen keelstuk) mogen maximaal een keer per twee weken.

Wild

  • haas
  • wild konijn
  • ree

Gevogelte

  • kip en kalkoen zonder vel
  • ongepaneerde kip- en kalkoenschnitzel
  • kalkoen- en kuikenborst
  • kip- en kalkoenrollade
  • patrijs, fazant, duif

Vis

Alle soorten. Kies bij overgewicht bij voorkeur de magere soorten, zoals baars, bot, forel, kabeljauw, koolvis, pieterman, poon, rog, schar, schelvis, schol, snoek, snoekbaars, stokvis, tarbot, tonijn, tong, wijting en zeelt.

Schaal- en schelpdieren

  • kreeft
  • krab
  • mosselen
  • oesters

Neem garnalen niet vaker dan een keer per twee weken.

Bereiding van vlees en vis

Bak het vlees of de vis in een klein beetje dieetmargarine of olie. Paneer het vlees of de vis liever niet. Paneermeel levert koolhydraten en neemt bij het bakken veel vet op.

Bereiding van jus en saus (0 gram koolhydraten)

Verdun de jus met water (twee delen water op een deel dieetmargarine). Eventueel iets bijbinden met maïzena, aardappelmeel of juspoeder. Probeer bakken en braden eens te variëren met grillen, roosteren of bereiden in een römertopf.

Koude sauzen

Kiest u voor kant-en-klare sauzen? Neem dan het liefst sauzen op basis van tomaat. Daar zit het minste vet in. Ook kunt u zelf saus maken zoals aangegeven bij het rauwkostslaatjes bij ‘Voorgerechten’. De hoeveelheid koolhydraten per sauslepel is gemiddeld 4 gram koolhydraten. Als u één sauslepel saus neemt, hoeft u dit niet te berekenen.

Groente (10 gram koolhydraten)

Een portie groente komt overeen met een derde deel van een bord. U kunt alle soorten groenten nemen. Neem van sommige groenten een kleinere portie:

  • doperwten en schorseneren: een halve portie
  • maïs: een derde portie

Bereiding

Gekookte bladgroente mag u licht bijbinden met maïzena, aardappelmeel of beschuit of paneermeel. Gebruik geen boter, room of dikke sauzen.

Niet geschikt

  • Peulvruchten kunt u niet als groente eten. Denk aan bruine en witte bonen, kapucijners en linzen. U kunt deze wel in plaats van aardappelen nemen.
  • Appelmoes, tuttifrutti en stoofperen zijn niet geschikt om als groente af te wisselen.

Rauwkost

Neem regelmatig rauwkost bij de warme maaltijd of bij uw brood. Denk aan:

  • sla met komkommer en tomaat (of paprika, radijs, tuinkers)
  • lof met wat stukjes sinaasappel of appel
  • andijvie met appel en/of bietjes of augurkjes
  • geraspte wortel met knolselderij of appel
  • tomaat met bleekselderij of een uitje en peterselie
  • bloemkoolroosjes met paprika, tuinkers en radijsjes
  • heel fijngesneden witte kool met kummel en sinaasappelsap

Kijk voor sausjes bij de rauwkostslaatjes bij ‘Voorgerecht’.

Aardappelen, rijst, deegwaren, peulvruchten (15 gram koolhydraten)

Twee kleine aardappelen (samen ongeveer 100 gram) kunt u vervangen door:

  • twee opscheplepels aardappelpuree zonder boter of margarine
  • een opscheplepel gekookte rijst, het liefst zilvervliesrijst
  • anderhalve opscheplepel gare macaroni of spaghetti, het liefst volkoren
  • twee opscheplepels gare peulvruchten
  • een opscheplepel patat (bij uitzondering)
  • een opscheplepel gebakken aardappelen (bij uitzondering)
  • een snee brood
  • een kop maaltijdsoep zoals erwtensoep (200 ml)

Wilt u in plaats van de warme maaltijd een keer soep met brood eten? Dan hoeft u voor een ongebonden soep geen koolhydraten te rekenen. U kunt dan eventueel meer dan één bord soep eten en er boterhammen en rauwkost bij nemen.

Nagerechten (15 gram koolhydraten)

Als nagerecht kunt u kiezen uit:

  • een schaaltje (150 ml) magere yoghurt, biogarde of magere kwark zonder suiker met een halve portie vers fruit of fruit uit blik of pot op water of eigen sap
  • een schaaltje magere yoghurt met een beschuit
  • een schaaltje magere yoghurt met een eetlepel gewone roosvicee
  • een schaaltje magere yoghurt met een eetlepel gewone appelmoes
  • 150 ml halfvolle melk gebonden met:
    •   een eetlepel custard
    •   anderhalve eetlepel griesmeel, maïzena of bloem
    •   twee eetlepels cornflakes
    •   tweeëneenhalve eetlepel havermout
    •   drie eetlepels brinta
    •   drieëneenhalve eetlepel bambix
  • een schaaltje karnemelksepap kant-en-klaar
  • een portie fruit (zie het kopje Fruit)
  • een schaaltje appelpuree (appelmoes zonder toegevoegd suiker)
  • 150 gram stoofpeertjes zonder suiker
  • een bolletje ijs met wat fruit
  • een schaaltje met de helft gewone magere vla en de helft magere yoghurt.

Wilt u een keer een schaaltje (150 ml) gewone vla of pudding? Dan levert dat ongeveer 25 gram koolhydraten. Soms is dit al berekend in uw dieetlijst. Zo niet, neem dan één aardappel minder.

Fruit (15 gram koolhydraten)

Een portie fruit kan bestaan uit:

  • een appel, peer of sinaasappel van gemiddelde grootte
  • een grapefruit
  • twee mandarijntjes of drie clementines
  • twee verse Hollandse perziken of één buitenlandse
  • een halve banaan of één kleine banaan
  • drie verse pruimen
  • vijf verse abrikozen
  • 150 gram kruisbessen
  • 250 gram aalbessen, aardbeien, verse abrikozen, bosbessen, bramen, frambozen, kersen
  • een dunne schijf verse ananas of ananas uit blik op eigen sap
  • twee schijven net/watermeloen (samen 300 gram) of een schijf suiker/honingmeloen (150 gram)
  • twee kiwi’s
  • een trosje druiven (ongeveer vijftien stuks)
  • een schaaltje vruchten uit blik of pot op water of eigen sap
  • twee eetlepels rozijnen
  • anderhalve eetlepel krenten
  • 30 gram gedroogde tuttifrutti (ongeveer 75 gram geweld)
  • 35 gram gedroogde pruimen (ongeveer 50 gram geweld)
  • 35 gram gedroogde abrikozen (ongeveer 50 gram geweld)
  • 25 gram gedroogde appeltjes (ongeveer 100 gram geweld)
  • 150 ml ongezoet vruchtensap
  • 100 ml ongezoet druivensap
  • 300 ml tomatensap of andere groentesap

Te lage bloedglucosewaarde (hypo)

Als u insuline spuit of tabletten gebruikt om uw bloedsuiker te verlagen, kan uw bloedsuiker te laag wordt. Bij een te lage bloedglucosewaarde (lager dan 4 mmol per liter) spreken we van hypoglycaemie of een hypo. U kunt dan last krijgen van:

  • beven
  • zweten
  • hoofdpijn
  • hartkloppingen
  • honger

Niet iedereen krijgt dezelfde klachten bij een hypo. U kunt bij de eerste tekenen van een hypo vijf Dextropur-tabletten (druivensuiker) nemen of een glas gewone limonade. Meet uw bloedsuiker na ongeveer 15 minuten. Is dit nog steeds te laag? Neem dan ongeveer 15 gram koolhydraten. Dat zit bijvoorbeeld in een boterham, een paar koekjes of een stuk fruit. Neem na een hypo contact op met de diabetesverpleegkundige. Krijgt u een hypo vlak voor etenstijd? Ga dan als dat kan na de Dextropur-tabletten of limonade al eerder eten.

Een hypo kan bijvoorbeeld komen door:

Overslaan van een maaltijd

Als u twee keer per dag insuline spuit, is het belangrijk dat u drie hoofdmaaltijden en drie tussendoortjes neemt om een hypo te voorkomen. De ingespoten insuline komt namelijk de hele dag in het bloed terecht. Dan moet er ook regelmatig glucose aangevoerd worden uit de voeding.

Bij vier keer per dag spuiten heeft u meer vrijheid qua voeding. Wilt u een keer een hoofdmaaltijd overslaan? Dan kan dat als u op dat moment ook geen insuline spuit. Het is hierbij wel erg belangrijk dat u uw bloedsuiker zelf goed in de gaten houdt.

Gebruikt u tabletten om uw bloedsuiker te verlagen? Dan moet u in ieder geval drie hoofdmaaltijden nemen. Soms zijn ook tussendoortjes nodig.

Alcohol

Als de arts dit niet heeft verboden, kunt u af en toe een glaasje alcohol meedrinken. Door alcohol verlaagt uw bloedsuiker. Dat kan een paar uur duren. Door zelf uw bloedsuiker te controleren, kunt u zien wat er bij u gebeurt als u alcohol drinkt.

In zoete wijnen, likeuren, mixdrankjes en vermout zitten veel koolhydraten. Deze dranken zorgen eerder voor een hogere bloedglucoseaarde dan een lagere. Na een paar uur kunt u alsnog een hypo krijgen.

In sommige dranken zitten geen koolhydraten. Bijvoorbeeld in droge sherry, oude en jonge jenever, cognac, droge rode of witte wijn en vieux. Daarbij is het nodig iets te eten waar koolhydraten in zitten. Bijvoorbeeld een toastje, wat zoutjes of een stukje stokbrood. Een stukje kaas of worst is niet genoeg, omdat daar geen koolhydraten inzitten. Neemt u een glas alcohol bij de warme maaltijd? Dan hoeft u geen extra koolhydraten te nemen.

Als u alcohol heeft gedronken, is het verstandig om de bloedglucosewaarde te controleren voor u gaat slapen. Eventueel kunt u dan nog iets eten. Gebruik maximaal twee tot drie glazen alcohol per dag, maar niet elke dag. Drink bij overgewicht liever helemaal geen u alcohol.

Lichamelijke inspanning

Als u veel met uw spieren doet, benut u de insuline beter. Bijvoorbeeld als u de tuin omspit of gaat sporten. De glucose wordt dan makkelijker vanuit het bloed in de weefsels opgenomen. Het kan daarom nodig zijn om extra koolhydraten te nemen om een hypo te voorkomen. Bijvoorbeeld fruit, yoghurt of gewone limonade. Wat nodig is, ligt aan:

  • de bloedglucosewaarde voor de inspanning
  • hoe lang u zich lichamelijk inspant
  • hoeveel u zich inspant

Bij sommige tabletten om uw bloedsuiker te verlagen, kan geen hypo ontstaan. U hoeft dan geen extra koolhydraten te nemen.

Bespreek het met uw arts of diëtist als u sport of dat wilt gaan doen. Sporten is gezond. Het helpt mee de kans op overgewicht en hart- en vaatziekten te verkleinen.

Ziekte

Als u ziek bent, is het belangrijk om de hoeveelheid tabletten of insuline zo normaal mogelijk te houden. Door koorts of een infectie kan uw bloedglucosewaarde stijgen. U heeft dus altijd uw medicijnen nodig.

Lukt eten niet? Blijf dan in ieder geval drinken. Neem elk uur een glas vocht, totaal zo’n 2,5 liter per dag. Bent u misselijk? Drink dan elk uur iets waar glucose inzit. Bijvoorbeeld een glas ongezoet vruchtensap, limonade of thee met suiker of honing.

Als u weinig zin in eten heeft, kunt u in plaats van één snee brood kiezen voor:

  • een product uit de variatielijst voor brood
  • een beschuit met gewoon zoet beleg
  • een klein schaaltje gewone vla (100 ml)
  • een portie fruit (zie variatielijst)

In plaats van een warme maaltijd met vlees, groente en twee kleine aardappelen kunt u kiezen voor:

  • een bord gebonden soep met een snee (geroosterd) brood
  • een schaaltje gewone vla (150 ml)
  • een schaaltje appelmoes
  • een schaaltje pap met suiker

Controleer uw bloedsuiker regelmatig als u ziek bent!

Feestjes

Gebak

U kunt op een feestje bijvoorbeeld kiezen voor:

  • een dun plakje cake
  • een stroopwafel
  • een klein stukje gebak
  • een appelflap

Neem dat in plaats van één snee brood, één portie fruit of bijvoorbeeld één glas melk en één beschuit. Dus ongeveer 15 gram koolhydraten. In gebak zitten veel vet en energie. Eet dit daarom niet te vaak.

Hapjes

Op feestjes kunt u best eens iets extra’s nemen. Kies wel voor iets waar geen of weinig koolhydraten inzitten en bij voorkeur niet te vet. Bijvoorbeeld:

  • blokje kaas, eventueel met zilveruitje, augurk, mandarijn
  • rolletje ham met asperge of augurk
  • rolletje rookvlees met augurk
  • rolletje ossentong met grapefruit
  • een half ei gevuld met kwarkmengsel
  • stukjes rauwkost met magere dipsaus

In plaats van de koolhydraten uit een tussenmaaltijd, kunt u op dat tijdstip toast, knäckebröd of matses nemen. Kijk voor de hoeveelheid in de variatielijst, bij het kopje Brood. Als beleg kunt u bijvoorbeeld kiezen voor magere vis, vlees, kwark met kruiden, kaas of ei. Ook dit kunt u versieren met zilveruitjes, augurk, tomaat, wat partjes mandarijn of andere vruchtjes op water of op eigen sap.

Noten

In noten zit veel vet. Het vet bestaat voor het grootste deel uit onverzadigde vetzuren. Daarom kunt u ze met mate gebruiken. Bij overgewicht kunt u beter geen noten nemen.

  • In 25 gram pinda’s zit 3 gram koolhydraten.
  • In 25 gram hazelnoten zit 2 gram koolhydraten.
  • In 25 gram cashewnoten zit 6 gram koolhydraten
  • In 25 gram paranoten zit 1 gram koolhydraten
  • In 25 gram walnoten zit 2 gram koolhydraten

Pas de noten in in uw voeding. Neem bijvoorbeeld 25 gram cashewnoten in plaats van één glas melk.

Uit eten

Gaat u eten in een restaurant? Dan kunt u bijna overal wel een goede keuze maken uit de menukaart. Een paar voorbeelden:

Soep en voorgerecht

  • Kop magere bouillon of een heldere soep (zie het kopje Voorgerecht in de variatielijst). Hier zit 0 gram koolhydraten in.
  • Glas tomatensap. Hier zit 4 gram koolhydraten in.
  • Een schijfje water/netmeloen met een plak Ardennerham. Hier zit 3 gram koolhydraten in.
  • Halve grapefruit met ham. Hier zit 8 gram koolhydraten in. Pas dan wel de rest van de warme maaltijd aan.

Vlees, wild, gevogelte en vis

  • Magere soorten vlees, zoals biefstuk, rosbief, ossenhaas, kalfsoester, wienerschnitzel (ongepaneerd), fricandeau, varkenshaas, haas, wild konijn, reerug, reebout, kip, kalkoen, patrijs, fazant.
  • Alle soorten vis, bij voorkeur niet gepaneerd.

U kunt het gerecht gegrild nemen, in weinig vet gebakken, gepocheerd, gekookt of gestoofd. Meestal is de jus in een restaurant erg vet of gebonden. Neem daar dus zo weinig mogelijk van. Ook gesmolten boter is erg vet.

Groente

U kunt van groenten de hoeveelheid nemen die in de variatielijst staat. Rauwe groente met wat azijn of citroensap kunt u er altijd extra bij nemen. In vruchtencompote of -moes zit meestal suiker. Daar zitten altijd meer koolhydraten in dan in groente.

Aardappelen

Neem de hoeveelheid aardappelen zoals u gewend bent. Vervang die eventueel door bijvoorbeeld rijst of macaroni zoals u dat normaal ook doet.

Nagerecht

Een kleine portie kaas mag extra, maar dan zonder brood (0 gram koolhydraten). De meeste andere nagerechten zullen met suiker of vet bereid zijn. Neem die daarom alleen bij uitzondering of pas ze in uw dieet in. Vers fruit is altijd goed (15 gram koolhydraten).

Drinken

U kunt om te drinken kiezen uit mineraalwater of sodawater, light frisdranken en thee of koffie zonder suiker.

Contact