Parkinson

Ziekte van Parkinson

Ziekte van Parkinson

Bij de ziekte van Parkinson gaan zenuwcellen in de hersenen langzaam kapot. Deze zenuwcellen maken de stof dopamine aan. Minder dopamine kan voor verschillende klachten zorgen. Moeite met bewegen bijvoorbeeld of problemen met denken.

 

Animatie met dank aan de Parkinson Vereniging

Klachten

Bij de ziekte van Parkinson kunnen veel verschillende klachten en verschijnselen ontstaan. Het meest herkenbaar zijn:

  • te weinig kracht gebruiken, waardoor bewegingen langzamer worden, te klein blijven en lastig gaan
  • een zachte stem
  • voorovergebogen houding
  • delen van het lichaam gaan soms beven. Dit noemen we de tremor. Ongeveer de helft van mensen met Parkinson krijgt daar last van.

Ook kan iemand weinig initiatief nemen, slecht spreken, last hebben van slaapproblemen, problemen met nadenken en wisselende stemmingen.

Verandering in bewegen

De ziekte van Parkinson begint vaak met verandering in hoe iemand beweegt. Bewegen gaat langzamer en de bewegingen worden kleiner. Een arm zwaait bijvoorbeeld niet meer zo ver. Armen of benen zijn stijver. Of handen gaan beven. De klachten beginnen meestal aan één kant van het lichaam. Een van de handen gaat bijvoorbeeld beven. Later kunnen de klachten ook aan de andere kant ontstaan. Ook het gezicht beweegt minder. Gevoelens zijn daardoor minder goed te zien.

Verandering in denken en emotie

Iemand kan zich anders gaan voelen, anders gaan denken of zich anders gedragen. Geheugen, aandacht, planning en ruimtelijk inzicht kunnen veranderen. Dat maakt het moeilijker om dagelijkse taken uit te voeren. Ook kan iemand last krijgen van angst, gebrek aan emotie en motivatie, depressie, hallucinaties en wanen.

Veranderingen in het lijf

Ook in het lijf kunnen dingen veranderen. Bijvoorbeeld:

  • slaapproblemen
  • moeilijk kunnen poepen (verstopping)
  • dunner worden
  • problemen met plassen
  • moeilijk of geen erectie kunnen krijgen
  • veel zweten
  • minder goed ruiken
  • pijn
  • duizelig zijn
  • slik- en spraakproblemen
  • lage bloeddruk

Oorzaken

Dopamine zorgt dat delen van de hersenen informatie aan elkaar doorgeven. En dat het lichaam opdrachten krijgt. Bij de ziekte van Parkinson sterven de cellen die dopamine maken langzaam af. Daardoor wordt informatie minder goed doorgegeven. Waarom de cellen afsterven is niet bekend. Ook andere gebieden gaan minder goed werken. Eiwitten hopen zich op in verschillende delen van de hersenen. Bijvoorbeeld in de hersenstam en de hersenschors.

In Nederland zijn ongeveer 60.000 mensen bekend met de ziekte van Parkinson. Het kan op alle leeftijden beginnen. Maar het ontstaat vaker als iemand ouder wordt. Ongeveer tien procent van de patiënten is jonger dan 45 jaar. Erfelijke aanleg speelt bij ongeveer tien procent van de patiënten een rol.

Onderzoek

De neuroloog doet onderzoek om te kijken of het om de ziekte van Parkinson kan gaan. Lichamelijk en neurologisch onderzoek. Ook kijkt hij of zij naar de klachten. Het is daarbij belangrijk om in de gaten te houden hoe de klachten verlopen. Soms wordt pas na een paar jaar duidelijk dat het om een andere ziekte gaat.

CT- of MRI-scan

Vaak laat de arts een CT- of MRI-scan van het hoofd maken. Vooral om zeker te weten dat er niet iets anders voor de klachten zorgt.

DAT-SPECT-scan

Met een DAT-SPECT-scan kan de neuroloog kijken naar de hersencellen in de hersenstam die dopamine maken. Bij de ziekte van Parkinson ziet deze scan er anders uit. Dat geeft dus meer zekerheid of het om die ziekte kan gaan. Dit onderzoek gebeurt niet standaard. Alleen als daar bijzondere redenen voor zijn. Andere aandoeningen aan de hersenen kunnen dezelfde klachten geven als de ziekte van Parkinson. Dat verschil is met de SPECT-scan niet altijd goed te maken.

Reactie op medicijnen

Als medicijnen duidelijk werken tegen de klachten, is met meer zekerheid te zeggen dat het om de ziekte van Parkinson gaat. Merkt u weinig tot niets van de medicijnen? Dan is er misschien toch iets anders aan de hand.

Behandeling

De behandeling van Parkinson bestaat vaak uit verschillende onderdelen. We kunnen de aandoening niet afremmen of genezen. Met medicijnen kunnen we wel zorgen dat de klachten minder erg worden.

Medicijnen

Voor Parkinson bestaan er verschillende soorten medicijnen. Veel mensen gebruiken na een aantal jaren een combinatie van medicijnen. Op meerdere momenten van de dag.

Medicijnen via infuus of sonde

Een deel van de patiënten krijgt de hele tijd medicijnen via een pompje. Dat gebeurt vooral bij patiënten die erg veel klachten hebben. We geven de medicijnen dan via een infuus dat onder de huid zit. Of via een sonde, waarbij de medicijnen direct in de darmen komen.

Fysiotherapie, logopedie of psycholoog

Naast medicijnen kan een behandeling door bijvoorbeeld een fysiotherapeut of logopedist helpen. Of begeleiding door een psycholoog. We werken voor de behandeling van Parkinson steeds vaker samen met verschillende zorgverleners in een team.

Operatie

Een gespecialiseerd neurochirurg kan met een operatie via een klein gaatje in de schedel elektroden inbrengen. Met een stimulator kunnen we dan bepaalde gebieden in de hersenen activeren. Deep brain stimulation, noemen we dat ook wel.

Samen beslissen

Samen met uw arts beslist u welke behandeling het beste bij u past. De keuzekaarten helpen u daarbij. U kunt de kaart bekijken voordat u naar uw arts gaat. Of u krijgt de kaart tijdens het gesprek met de arts. Bekijk de keuzekaarten:

 

Deze informatie is tot stand gekomen met dank aan: